8
Trek vast je jas aan.’
Bart pakt zijn jas.
Nou zeg!
Zitten zijn mouwen in de knoop?
Ja, zie je wel.
Die mouw zit naar binnen.
Hij doet de mouw goed.
Nu lukt het wel.
Dan helpt hij Jiske.
Ze is nog zo klein en die knopen zijn zo strak.
‘Fijn,’ zegt mama.
Ze legt de natte handdoek op de trap.
‘Die doe ik zo in de was.
Nu eerst naar school.
We gaan Bart uitzwaaien, Jiske.
Bart gaat op schoolreisje met een hele grote bus.’
‘Ik ook mee,’ zegt Jiske.
‘Als je net zo groot bent als Bart,’ belooft mama.
Even later fietsen ze naar school.
Bart op zijn eigen stoere, groene fiets.
Jiske bij mama achterop.
Mama legt haar hand op de rug van Bart.
Zo duwt ze hem.
Ze trapt heel hard.
‘Meetrappen, Bart,’ hijgt mama.
Ineens stoppen haar benen.
‘Natuurlijk, ook dat nog,’ zucht ze.
Wat?
Bart kijkt om zich heen.
1,2,3 5,6