verhaal Ina van der Beek

‘Daar komen we wel achter, kom, we gaan naar beneden.’ Mees schuift de schatkaart heel voorzichtig onder zijn shirt. Oma heeft de tafel al gedekt. ‘Precies op tijd, jongens, we gaan zo eten. Loop maar even naar buiten en vraag opa of hij ook komt.’ Even later zitten ze aan tafel. Terwijl Mees pindakaas op zijn boterham smeert, vraagt hij: ‘Opa, uw huis is al heel erg oud hè?’ ‘Deze boerderij? Jazeker!’ Opa legt even zijn mes en vork neer. Hij fronst zijn wenkbrauwen en denkt diep na. Dan zegt hij: ‘Als ik het goed heb, staat dit huis hier al wel vierhonderd jaar, misschien zelfs wel iets langer. Bijzonder hè?’ ‘Ik denk dat je nu wat overdrijft, opa!’ Oma schudt haar hoofd. ‘Vierhonderd jaar, dat kan toch niet?’ ‘Echt waar,’ zegt opa. ‘In elk geval een deel van het huis. Er is later wel wat bij gebouwd of veranderd, maar het grootste deel van het huis is echt al zo oud. Ik heb wel eens gehoord dat hier een rijke graaf heeft gewoond. Hij liet het bouwen voor zijn vrouw.’ ‘Ik geloof u, hoor opa!’ zegt Mees met een knipoog naar Tijn. Tijn geeft Mees onder de tafel een schop tegen zijn voet. ‘Sst...’ doet hij zachtjes. ‘Wij gaan buiten spelen hoor!’ Na het eten trekt Mees zijn jack aan. ‘Kom je, Tijn?’ ‘Goed hoor,’ zegt oma. ‘Opa en ik doen een klein dutje in onze stoel. Op het erf blijven hè?’ ‘Ja oma.’ Als ze buiten zijn, haalt Mees voorzichtig de kaart onder zijn shirt vandaan. ‘Kom, we gaan eerst kijken of we de juiste plek kunnen vinden, waar de schat ligt. Samen buigen ze zich over de tekening. Nu het goed licht is, lijkt het al veel duidelijker. ‘Kijk, dit is het huis, denk ik,’ wijst Tijn. ‘En dat zal wel een schuur geweest zijn.’ ‘Ja, dat klopt, want hier is het meer, zie je?’ Mees draait de kaart, ‘kijk Tijn, het is helemaal niet zo moeilijk. Vanaf de oude waterput 6 passen naar het zuiden , staat er. Dat betekent 6 stappen denk ik.’ Tijn knikt. ‘De waterput is daar, naast het huis, zie je? En die kant is het zuiden, daar staat de zon nu.’ Ze rennen naar de oude stenen waterput en Mees neemt zes grote stappen naar rechts. ‘Zo ongeveer?’ Tijn knikt, hij houdt nu de kaart vast en leest: ‘ 14 passen oostwaarts . Dat is die kant, Mees.’ Opnieuw neemt Mees grote stappen, ‘… twaalf, dertien, veertien. En nu?’ ‘ 8 passen zuidwaarts . Die kant dus weer. En daar staat een kruisje, daar moet de schat begraven zijn. Zal ik een schep halen?’ Mees doet drie grote stappen en blijft dan staan. Hij kijkt naar Tijn. ‘Dat kan dus niet…’ ‘Ooh…’ ‘Midden in oma’s bloementuin… Tijn, daar mogen we niet eens lopen van oma! Dus zeker niet graven!’ ‘Maar we kunnen de schat toch niet zomaar laten liggen…?’ Mees en Tijn kijken elkaar even aan, maar dan zegt Tijn zachtjes: ‘Wacht, ik heb een idee!’ Hoe gaat dit verder? En… wat is de schat?

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==