Iza en de postkoets

11 Emma voert Jolly een wortel. Noor zet haar handen in haar zij. ‘Zo! Muis en Jolly zien er feestelijk uit,’ zegt ze tevreden. ‘Hebben jullie wel zin om rondjes te lopen met alle kinderen die komen kijken?’ Jolly briest en Muis zwaait nog steeds vrolijk met haar staart. ‘Goed zo,’ lacht Noor. Ze leiden de pony’s naar buiten. Daar staat papa met zijn paard Jumper. Jumper kan heel goed springen. Papa zal springdemonstraties geven op het springveldje. Mama zal met Wies dressuur doen in de binnenbak. Ze kijken allemaal tegelijk opzij als ze de koets horen aankomen. De rode krullen van Job steken als vlammen af tegen de zwarte koets. Job maakt het deurtje open. Hij geeft eerst oma en dan meneer Guus een hand om hen te helpen met uitstappen. Meneer Guus steekt zijn stok onder zijn arm en hij wrijft in zijn handen. ‘Zo, we zijn er klaar voor!’ zegt hij. Met glimmende ogen kijkt hij rond. ‘Moeten we geen vlaggetjes ophangen? Dat staat zo vrolijk,’ zegt hij. Papa is intussen afgestegen. Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee, dat hebben we expres niet gedaan,’ zegt hij. ‘Het is vandaag al druk genoeg voor de paarden. Vlaggetjes wapperen en maken soms rare geluiden in de wind. Sommige paarden vinden dat eng.’ Mama wijst op een tafel die in de schaduw van een grote eik staat. ‘Kijk, daar kunnen de mensen drinken en een koekje pakken. We hebben wat stoelen neergezet.’ Oma knikt. Ze legt haar hand op de arm van meneer Guus. ‘Dat lijkt me een goed plaatsje voor ons.’ ‘Kijk,’ wijst Noor. ‘Daar komen de eerste mensen al aan.’ ‘Kom, Muissie,’ zegt Iza. ‘We gaan naar onze plek.’ Emma volgt met Jolly. Noor loopt met hen mee.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==