In de greep van de bende

In de greep van de bende

HANS MIJNDERS In de greep van de bende DEN HERTOG - HOUTEN

© 2025 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3324 4 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

9 Hoofdstuk 1 ‘Wat is hier aan de hand?’ Bob blijft met een verbaasd gezicht in de deuropening van het klaslokaal staan. Als ze muziek hebben, komt de herrie van zijn klasgenoten hem normaal gesproken in de gang al tegemoet. En nu is het muisstil in de klas. Wesley, Brandon, Ryan... Voor elke les staan ze bij elkaar en wordt er hard gelachen, maar nu zitten ze rustig op hun stoel te wachten tot meneer Vlieger, de muziekleraar, komt. Ryan heeft zelfs een boek voor zich liggen. Bob gaat voor het bord staan en trekt een gekke bek, maar het lijkt wel of niemand hem ziet. ‘Uche... uche!’ Overdreven hard hoest hij een paar keer, maar ook nu wordt er niet gereageerd. ‘Sorry!’ Op zijn tenen, met zijn wijsvinger voor zijn mond, loopt hij overdreven langzaam naar zijn plaats en kijkt opzij, waar Tim zit. Tim glimlacht even naar hem, maar gaat dan weer verder met de tekening die hij in zijn agenda aan het maken is. Nou wil ik het weten ook, denkt Bob. Hij pakt een kladblok uit zijn tas en schrijft daarop: Wat is er aan de hand? Nog even kijkt hij de klas rond en dan schuift hij het kladblok naar Tim. Tim leest de zin, kijkt even verbaasd opzij en schuift even

10 later het antwoord over de tafel naar Bob toe: Kom jij uit een ei? Wat is dat nou voor een stomme reactie? Heeft hij iets gemist? Iedereen lijkt te weten wat er aan de hand is, behalve hij. Dat komt vast doordat hij nergens echt bij hoort. Wesley, Brandon en Ryan zijn de drukteschoppers van de klas. Die zijn onafscheidelijk vanaf de basisschool, dus het is onmogelijk om daar echt bij te gaan horen. Tim is superaardig, maar Bob kent hem nog onvoldoende om te weten of ze vrienden kunnen worden. Maar nu lijkt echt iedereen in de klas te weten wat er aan de hand is. Alleen hij niet. Ik heb echt geen idee, schrijft hij op het kladblok en schuift dat weer naar Tim. Tim buigt zich naar hem toe en fluistert: ‘Heb jij gisteren de groepsapp niet gelezen?’ ‘Nee.’ Bob schudt zijn hoofd. ‘Wat is er dan?’ ‘Vlieger is vandaag jarig, en daarom hebben we allemaal iets meegenomen wat herrie maakt. We gaan hem op een concert trakteren.’ Tim kijkt hem vragend aan. ‘Heb je dat echt niet gelezen?’ ‘Nee. Wat heb jij bij je?’ ‘Een ratel. Dat ding maakt echt een geweldige herrie.’ Bob pakt zijn rugzak en kijkt er even in. Boeken, zijn agenda, een etui... Dan ziet hij zijn brooddoos. Ja, hiermee moet het lukken. Hij zet de brooddoos op tafel en pakt zijn liniaal. Tegen het geluid van de ratel van Tim kan hij niet op, maar beter iets dan niets. ‘Geregeld,’ zegt hij tegen Tim. Toch moet hij de klassenapp vanaf nu beter in de gaten houden. In groep 8 heeft hij een telefoon van zijn ouders gekregen. Hij was de laatste in de

11 klas, maar een telefoon heeft hem nooit geboeid. Zijn moeder wil dat hij altijd zijn telefoon bij zich heeft, vooral omdat hij nu twintig minuten moet fietsen naar school. Toch is het al een paar keer gebeurd dat hij er op school achter kwam dat hij zijn telefoon was vergeten. Hij hoort Tim iets fluisteren, maar kan het niet verstaan. ‘Wat zeg je?’ ‘Ik vraag me af waar...’ Op dat moment verschijnt meneer Vlieger in de deuropening. Vanuit zijn ooghoeken kijkt Bob naar de leraar. Die blijft verrast staan en kijkt de klas rond. ‘Goedemorgen.’ Niemand reageert. Meneer Vlieger gaat met een hand door zijn haar en loopt dan rustig naar zijn bureau. Even aarzelt hij, dan pakt hij een tijdschrift uit zijn tas, gaat zitten en begint te lezen. Hij speelt het spel rustig mee en lijkt zich niet druk te maken. Af en toe kijkt hij even op en leest dan weer verder. En nu? Bob stoot Tim aan en kijkt hem vragend aan. Tim haalt zijn schouders op. Overal in de klas wordt naar elkaar gekeken, maar niemand lijkt te weten hoe het verder moet. Ineens schiet Ryan met een brul overeind. ‘Hoera voor meneer Vlieger!’ Tegelijk klinkt er een klap, waarna er allemaal confetti door het lokaal dwarrelt. Iedereen heeft op dit moment gewacht. Er wordt gejuicht, ‘hoera’ geroepen en er klinkt heel veel herrie. Terwijl Bob constant met zijn liniaal op de brooddoos trommelt, ziet hij de meest wonderlijke muziekinstrumenten: er wordt met een pollepel op een pannetje geslagen, iemand

12 zwaait met een bos sleutels en voor in het lokaal klinkt een koeienbel. En meneer Vlieger? Die zit nog altijd rustig achter zijn bureau en kijkt met een glimlach het lokaal rond. Na een tijdje staat hij op en gebaart hij dat het stil moet worden. ‘Dit was... Brandon, houd je die koeienbel ook even stil? Dit was echt een verrassing. Dankjewel voor deze... Eh... Hoe zal ik het noemen? Deze oorverdovende herrie ter ere van mijn verjaardag.’ Hij haalt een zak met allerlei soorten chocoladerepen tevoorschijn. ‘Tijd om te trakteren.’ Aan het eind van het zesde uur loopt Bob over het plein naar zijn fiets. ‘Dus je wist het echt niet?’ Tim komt naast hem lopen. ‘Je bedoelt de verjaardag van Vlieger? Nee, ik zal de klassenapp vanaf nu beter in de gaten houden.’ ‘Zit jij echt zo weinig op je telefoon? Wat doe je dan als je thuis bent? Gamen?’ ‘Soms.’ ‘Wat nog meer?’ houdt Tim aan. Bob denkt na. Wat doet hij in zijn vrije tijd? ‘Ik ga vaak naar mijn opa, ik luister naar muziek, ik spot vogels...’ ‘Vogels spotten?’ Tim trekt een vies gezicht. ‘Wat vind je daar nou aan?’ Dat hij het heerlijk vindt om alleen in de natuur te zijn, zegt hij maar niet. Dat zal Tim toch niet begrijpen. ‘Gewoon... dat heb ik altijd gedaan.’ ‘Bemoei je je daarom zo weinig met de rest van de klas?’ Tim verwacht blijkbaar geen antwoord, want hij praat gelijk weer verder. ‘Zullen we vanmiddag gaan sporten? In het park achter

13 het gemeentehuis zijn allemaal toestellen neergezet om aan je conditie te werken.’ Dat klinkt beter dan gamen, maar toch schudt hij zijn hoofd. ‘Ik wil nog even naar mijn opa.’ ‘Waar woont die dan?’ ‘Hij zit in een verzorgingstehuis. Een half jaar geleden is mijn oma overleden en daarna is hij steeds meer in de war geraakt.’ ‘Heeft hij dementie?’ vraagt Tim. ‘Dat heeft mijn oma ook.’ Dementie? Heeft zijn opa dementie? Dat klinkt wel erg heftig. ‘Nee joh, hij is alleen soms een beetje in de war.’ ‘Zo begon het bij mijn oma ook,’ weet Tim. ‘Ik zie je morgen weer.’ Bob draait zich om. Natuurlijk heeft zijn opa geen dementie. Vaak is hij helder en kun je normaal met hem praten. Maar het komt ook voor dat hij tijdens een bezoek helemaal in de war is. Heeft Tim gelijk en...? Nee, daar wil hij niet aan denken. Hij pakt zijn fiets en kijkt op zijn horloge. Op dit moment doet zijn opa waarschijnlijk een middagdutje. Laat hij eerst maar een broodje kopen bij Albert Heijn en dat rustig opeten, daarna kan hij wel naar het verzorgingstehuis gaan. Wat zal hij nemen? Een kaasstengel? Of toch een kaiserbroodje? Dat is een stuk goedkoper. Laat hij dat maar doen. Als zijn moeder zou weten dat hij een broodje koopt, zou ze haar hoofd schudden. Hij hoort het haar zeggen: boterhammen zijn gezonder en goedkoper. Maar broodjes zijn lekkerder. Even later zit hij op een bankje in het park te genieten van zijn broodje. Soms is hij jaloers op zijn klasgenoten die tussen de middag een luxe broodje gezond in de kantine van school

14 kopen. Ei, tomaat, komkommer, sla, kaas, ham... Hij voelt zich al schuldig als hij af en toe een droog broodje koopt. Zijn vader werkt hard op het administratiekantoor, maar verdient niet echt veel. Zijn moeder werkt een paar uur per week voor een schoonmaakbedrijf. Meer lukt niet vanwege haar zwakke gezondheid. Het lijkt hem geweldig om ook een keer merkschoenen te kopen, of een shirt en broek in een sportwinkel. Maar verder dan naar de etalage kijken, komt hij niet. De bedragen die hij daar ziet, gaan zijn ouders nooit betalen. Zeker niet omdat hij nog twee jongere zussen heeft die ook graag nieuwe kleren kopen. Hij moet toch eens serieus kijken of hij geen folders kan rondbrengen of kan vakkenvullen in een supermarkt. Zal hij terugfietsen naar Albert Heijn? Nee, dat komt volgende keer wel. Hij gaat nu naar zijn opa. Het is lekker weer, misschien vindt opa het leuk om een eindje te gaan wandelen. Het duwen van de rolstoel is best zwaar, maar dat heeft Bob er graag voor over. Laat hij maar naar het verzorgingstehuis fietsen, dan hoort hij vanzelf wel of zijn opa nog slaapt. Hij gooit de papieren zak, waar zijn broodje in zat, in de prullenbak en stapt weer op zijn fiets. Voor een rood verkeerslicht remt hij af. Hoe zal hij opa aantreffen? Net als hij weer verder wil fietsen, stopt er een scooter naast hem. De bestuurder gebaart dat hij even aan de kant moet gaan staan. Bob aarzelt. Door de helm die de scooterrijder draagt, heeft

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==