In de greep van de bende

14 kopen. Ei, tomaat, komkommer, sla, kaas, ham... Hij voelt zich al schuldig als hij af en toe een droog broodje koopt. Zijn vader werkt hard op het administratiekantoor, maar verdient niet echt veel. Zijn moeder werkt een paar uur per week voor een schoonmaakbedrijf. Meer lukt niet vanwege haar zwakke gezondheid. Het lijkt hem geweldig om ook een keer merkschoenen te kopen, of een shirt en broek in een sportwinkel. Maar verder dan naar de etalage kijken, komt hij niet. De bedragen die hij daar ziet, gaan zijn ouders nooit betalen. Zeker niet omdat hij nog twee jongere zussen heeft die ook graag nieuwe kleren kopen. Hij moet toch eens serieus kijken of hij geen folders kan rondbrengen of kan vakkenvullen in een supermarkt. Zal hij terugfietsen naar Albert Heijn? Nee, dat komt volgende keer wel. Hij gaat nu naar zijn opa. Het is lekker weer, misschien vindt opa het leuk om een eindje te gaan wandelen. Het duwen van de rolstoel is best zwaar, maar dat heeft Bob er graag voor over. Laat hij maar naar het verzorgingstehuis fietsen, dan hoort hij vanzelf wel of zijn opa nog slaapt. Hij gooit de papieren zak, waar zijn broodje in zat, in de prullenbak en stapt weer op zijn fiets. Voor een rood verkeerslicht remt hij af. Hoe zal hij opa aantreffen? Net als hij weer verder wil fietsen, stopt er een scooter naast hem. De bestuurder gebaart dat hij even aan de kant moet gaan staan. Bob aarzelt. Door de helm die de scooterrijder draagt, heeft

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==