Het boek Ruth

26 Bart: De vader van dit gezin heette Elimelech, dat zegt: Mijn God is Koning. Kunt ge u heerlijker belijdenis voorstellen dan die in deze naam wordt uitgesproken? Zoudt ge niet jaloers worden op deze belijdenis? Zou je er niet om willen reizen naar het andere einde van de wereld om te kunnen zeggen: Mijn God is Koning? Mijn God voert de schepper des bewinds in mij, buiten mij, boven in de hemel, onder op de aarde, in de diepte der zee en in het luchtruim! Kees: Als iemand al het goed van zijn huis gaf voor deze zaak, dan zou hij het nog voor niets hebben. Bart: ‘Mijn God is Koning.’ Dat is ook een beschamende belijdenis. Want wat denken wij, en wat doen wij toch dikwijls alsof de Heere het bewind gegeven heeft in de handen van onze in- en uitwendige vijanden. Daardoor is het soms bij Gods lieve kinderen schrik en vreze vanbinnen en vanbuiten. En nu, wat een troostvolle belijdenis: Uw God, Hij is Koning; Hij, Wiens juk zo zacht en Wiens last zo licht, en Wiens heerschappij zo liefderijk, en Wiens bescherming zo Vaderlijk is. Wel, Kees, wat brengt deze wetenschap een heerlijke rust aan! Waarlijk, welgelukzalig is het gezin dat zulk een Vader tot een hoofd heeft. Kees: Nu, Bart, ik geloof dat je op die bewering niet veel strijd te wachten zijt, maar... Bart: Nu, wat ‘maar’? Kees: Ik geloof dat er niet veel van zulke gezinnen gevonden worden in onze dagen. Hoeveel belijden met woord en daad: mijn koning is satan, is de god dezer eeuw? Bart: Ja, jongen, dat is zo. Maar zo was het niet in het gezin uit onze tekst, dat was een voorbeeldig gezin. Dat blijkt ook uit de naam der moeder. Kees: Hoe heette de moeder van dat gezin, Bart? Bart: Naomi, dat is de liefelijke, de vrolijke. Of ze liefelijk van aangezicht en gestalte was? Dat weet ik niet. Kees: Maar dat weet ik wel, dat die vrouwen, die geen andere liefelijkheid bezitten, zeer te beklagen zijn. Want, zo zegt de wijze moeder van Salomo: ‘De bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid, maar een vrouw die den Heere vreest, die zal geprezen worden’ (Spr. 31:30). Bart: Naomi was – de geschiedenis zal het bewijzen – liefelijk in de ogen van Hem, Die haar van eeuwigheid beminde met al de liefde van

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==