Het boek Ruth

13 ook mij een toeknikje, een blijkje van Zijn lieve gunst te geven, want zo buiten Zijn gunst kon ik niet leven. En ja, na enige tijd behaagde het de Heere mij op de allerverrassendste wijze te geven wat, ja, meer dan ik verzocht had. Het was aan een Heilig Avondmaal. Ik ga u dat eens in het kort mededelen. De plaats waar ik destijds woonde, was een plaats vol van godsdienst. Ieder kon daar op de dag des Heeren kerken naar zijn begeerte, behalve diegenen, die de Heere in een afbrekende weg leidde. Dezulken kregen stenen voor brood. Nu hoorde ik dat er te Zeist in het kerkje der Oud Gereformeerden een goede dominee zou preken. Daar ging ik (met een vriend, die juist in dezelfde toestand verkeerde als ik) heen. Ik zat daar op het achterste bankje als een vreemdeling, en toch was het mij wonder te moede. Ik voelde mij zo thuis in dat eenvoudige gebouwtje en tussen dat eenvoudige, en in mijn oog zo gelukkige volk van God, maar... daar stond ik buiten. Zij waren voorwerpen van Gods gunst, dat geloofde ik, en... daar stond ik buiten. Ach, was ik ook zo gelukkig! De dominee zou het Heilig Avondmaal bedienen. Ik zag die dis daar zo eenvoudig aangericht. Straks zou het Lam Gods als geslacht ons voor ogen worden geschilderd, dan zou Het onder Zijn volk verdeeld worden. Dat zou ik zien en daar stond ik buiten. Hoe ik daar dus zat, is wel duidelijk voor ieder die weet wat het zegt: om met een heilbegerige ziel erbuiten te staan. Eindelijk betrad dominee de kansel. Zijn eerwaarde nam tot zijn voorafspraak Psalm 79:9a: ‘Help ons, o God onzes heils, ter oorzaak van de eer Uws Naams.’ Wat mijn ziel genoot, toen de dominee dit woord behandelde als een noodkreet van een levendgemaakte ziel, en de toestand schetste waarin Gods kind die noodkreet slaakt, dat kan ik u niet beschrijven. Ik was als een gewaterde hof, omdat dominee mijn hart daar openlegde en mijn toestand zo schetste als ik nooit gehoord had. Daarna nam dominee tot tekst Ruth 2:14: ‘De nodiging van Ruth aan Boaz’ tafel.’ Toen ik daar die hemelse Boaz mij hoorde voorstellen, in Zijn rijkdom, over welke schatten en gaven Hij beschikt, hoe mild en genadig Hij was in Zijn vrijmachtige bedeling, en daarop die Ruth in haar eertijds en keus, en hoe ook zij een vreemde was, hoe de wet haar tegen was, daar geen Moabiet mocht komen in de vergadering der kinderen Israëls tot in het tiende geslacht. Hoe nochtans Boaz de vrijmachtige Beschikker en

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==