Wij geloven en belijden

10 1. Wie God is Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond dat er is een enig en eenvoudig geestelijk Wezen, Hetwelk wij God noemen: eeuwig, onbegrijpelijk, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig, volkomen wijs, rechtvaardig, goed en een zeer overvloedige Fontein van alle goed... ARTIKEL 1 Hoe actueel de Nederlandse Geloofsbelijdenis is, blijkt al vanaf het begin. In artikel 1 gaat het over de enige ware God. Bestaat God wel? Dat is een vraag waar heel wat mensen mee worstelen, zowel binnen als buiten de kerk. Als je op het werk of in je studie het gesprek met iemand aangaat en je stelt iemand deze vraag, dan zul je allerlei verschillende antwoorden horen. Die variëren van een beslist ‘jazeker’ tot een schouderophalend ‘misschien’, of een stellige ontkenning. Vaak hoor je: er zal wel iets zijn, maar of God echt bestaat...? Dat plaatst artikel 1 van deze belijdenis midden in de actualiteit ‘dat er een enig God’ is. Voor Guido de Brès was dat geen vraag. Voor alle ware gelovigen is dat evenmin een vraag. Geloven Guido de Brès gelooft in het bestaan van God en hij belijdt datzelfde geloof, dat in zijn hart woont, met de mond. Het is opvallend dat hij niet spreekt in de ik-vorm, maar in het meervoud, in de wij-vorm. Hij weet zich nadrukkelijk de spreekbuis van alle gelovigen, toen en vandaag: ‘Wij geloven allen met het hart en wij belijden met de mond.’ Een christen gelooft in het bestaan van God, omdat God Zichzelf aan ons geopenbaard (bekendgemaakt) heeft. God maakt Zich allereerst aan ons bekend in de machtige, majestueuze schepping die we om ons heen zien. Maar God maakt Zich nog veel heerlijker en vollediger bekend in Zijn

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==