13 van Christus te verkondigen en Zijn Naam te belijden. Maar ondanks dit soort verschillen tussen christenen blijft staan dat het belijden van het geloof met onze mond er bijbels gezien nadrukkelijk toe doet. Een echte christen gelooft niet alleen met hart, maar belijdt ook met de mond. Belijden voor de mensen Bij deze belijdenis met de mond moeten we trouwens niet alleen denken aan het moment dat jongeren of ouderen openbare geloofsbelijdenis afleggen in de kerk. Je mag ook denken aan je dagelijkse contacten met collega’s en aan alle andere momenten wanneer we in aanraking komen met anderen, en geroepen worden om de Naam van de Heere te belijden. Altijd en overal. De Heere Jezus heeft gezegd: ‘Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader Die in de hemelen is; maar zo wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, dien zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is’ (Matth. 10:32, 33). Het belijden met de mond hoort er dus écht bij in het christenleven op aarde. In de tijd van de Reformatie waren er mensen die nicodemieten werden genoemd. Die naam verwijst naar Nicodémus, waarover je leest in Johannes 3. Midden in de nacht kwam hij tot Jezus. Blijkbaar wilde hij voor niemand anders weten dat hij, zo’n voorname rabbi uit Israël, naar Jezus van Nazareth ging om onderwijs van Hem te ontvangen. Zo waren er in de eeuw van de Reformatie mensen die in hun hart de bijbelse leer waren toegedaan, maar er niet voor uitkwamen. Zij bleven naar de Rooms-Katholieke Kerk gaan en namen deel aan de mis. Ze bleven met hun mond de rooms-katholieke leer belijden, uit angst voor vervolging en de dood. Menselijk gezien kunnen we dat tot op zekere hoogte begrijpen, maar het is in het licht van Gods Woord volkomen terecht dat iemand als Calvijn erop wijst dat dit geen houding is die past bij een christen. Een christen wordt immers geroepen om de Naam van de Heere Jezus Christus openlijk te belijden voor God en andere mensen. Niet te verontschuldigen ‘Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond...’ Worden wij door dat woordje ‘wij’ ingesloten, of juist buitengesloten? Hebben wij
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==