7 Inleiding Het gebeurde in de nacht van 1 op 2 november in het jaar 1561 bij Doornik. Een stadje dat je vandaag de dag nog steeds kunt vinden in het zuiden van België, vlak bij de Franse grens. In die nacht is de koning van Spanje daar in een kasteel om er een nacht door te brengen. Het is koning Filips II, die het huidige Nederland, België en Frankrijk inclusief zijn eigen land Spanje regeert. In die nacht zien we in gedachten hoe vlak bij de slotgracht een gedaante beweegt. Daar staat een man die in zijn hand een pakje heeft, verzwaard met een steen, om er gemakkelijker mee te kunnen gooien. Hij gooit het pakje over de muur. De volgende morgen wordt het gevonden binnen de kasteelmuur en overhandigd aan de koning. Hij maakt het open en vindt er twee dingen in. Allereerst een brief die hoogstpersoonlijk aan hem gericht is. Vervolgens treft hij ook een exemplaar van een boekje aan, dat wij kennen als de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Wie is de schrijver van deze belijdenis? Het is de bekende Guido de Brès. Opgegroeid in een rooms-katholiek gezin werd hij glasschilder van beroep. Na zijn bekering is hij overgegaan tot de Reformatie. Daarna is hij al snel predikant geworden. Guido de Brès heeft sterke invloed ondergaan van de reformator Johannes Calvijn. Dat is op diverse plaatsen in de Nederlandse Geloofsbelijdenis te merken. In het jaar 1567, zes jaar nadat hij de geloofsbelijdenis schreef, is Guido de Brès gevangengenomen en uiteindelijk gestorven op het schavot vanwege de belijdenis van de Naam van Christus. De twee brieven die hij vanuit zijn dodencel aan zijn vrouw en kinderen en aan zijn oude moeder schreef, zijn tot op de dag van vandaag bewaard gebleven. Ze zijn ontroerend om te lezen. Je leest hoe deze man, die wist dat hij sterven zou vanwege de belijdenis van Christus, hen troost door te wijzen op de troost die te vinden is bij God in de Heere Jezus Christus.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==