13 1. De lach van Abraham Lezen: Genesis 17:1-17 Intense vreugde welt op in het hart van Abraham als de Heere hem op een dag een bezoek brengt en hem een zoon belooft. Hij is zo verblijd, dat hij vol verwondering op zijn aangezicht valt én lacht, zo lezen we in Genesis 17:17. Met heel zijn hart gelooft hij wat God zegt. God belooft hem niet alleen een zoon, maar ook een talrijk nageslacht uit zijn zoon. En ook land, ‘tot eeuwige bezitting’ (vs. 8). Abraham kan het niet op. Rijke zegeningen vallen hem ten deel. En hij weet: ‘in hem’ zullen alle volken op aarde worden gezegend. God belooft het in een verbond dat Hij met hem sluit, het genadeverbond. We zingen er wel over met de dichter van Psalm 105:5: ’t Verbond met Abraham, Zijn vrind, Bevestigt Hij van kind tot kind. Geloof en blijdschap Abraham is 99 jaar als de Heere hem deze beloften doet. Hij heeft dan zijn tenten vermoedelijk opgeslagen bij de eikenbossen van Mamre. Daar verblijft hij met Sara, zijn vrouw. Daar leidt hij zijn bestaan als herdersvorst. Daar laat hij zijn talrijke schapen, geiten en runderen weiden.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==