12 van boosheid helemaal rood was aangelopen. ‘Da-da!’ brabbelde Wei door zijn tranen heen. Meteen begon hij te zoeken in het overhemdzakje van zijn vader, waarin hij het snoepje vond dat vader altijd meenam. Meteen stopte hij het kleverige snoepje met het papier er nog om in zijn mond en snikte niet meer. ‘Wacht, ik zal je losmaken,’ zei papa. Terwijl hij met zijn sterke vingers de knopen losmaakte, keek hij Ai-Ming doordringend aan. ‘Ach, meisje, je bent ziek.’ Ai-Ming knikte zwakjes. Ze keek naar het gezicht van haar vader en voelde zich meteen beter. ‘Ja,’ fluisterde ze. ‘Ik ben blij dat u er bent.’ ‘Waar is Ping?’ Hun-Low legde zijn vrije hand zachtjes op het voorhoofd van Ai-Ming. ‘Weet je moeder dat je ziek bent?’ Ai-Ming knikte. ‘Heb je pilletjes gekregen?’ Ai-Ming knikte weer. Hun-Low bracht Wei, die nu wel stil was, maar kleverig aanvoelde, naar de andere kamer. De stilte in huis was heerlijk voor Ai-Ming en ze was heel blij dat haar lieve vader thuis was. Iedere keer als hij even langskwam, was Ai-Ming zo blij. Hij nam altijd cadeautjes mee voor de kinderen en had veel grappige dingen te vertellen. Hun-Low was een vrolijk mens en de hele familie en het hele dorp hield van hem. De moeder van Ai-Ming was arts. Zij verdiende meer dan de meeste mensen in het dorp. Daardoor was Hun-Low in staat een vrachtwagen te kopen en een eigen bedrijf te beginnen. Zijn gezin miste hem wel als hij dagenlang of wekenlang van huis was, maar ze waren wel blij met het extra inkomen waar
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==