15 De inzetting van God Boven op de berg Sinaï klinkt een stem. De Heere spreekt tot Mozes, de leider van het volk Israël. Een hoog bevel klinkt: ‘Gij zult ook een altaar maken van sittimhout.’ Het behaagt de allerhoogste Majesteit om aan Zijn verbondsvolk een inzetting vanuit Zijn welbehagen bekend te maken. Op de berg toont God aan Mozes ook hóé de tabernakel gemaakt moet worden. Daarin maakt de Heere Zijn heilsplan bekend. Op het eerste gezicht lijkt het een wat droog technisch voorschrift. Maar zo is het niet. Integendeel, we horen hierin een rijke Evangelieboodschap voor een zondaar die afscheid genomen heeft van God, en zich uit de gemeenschap van God heeft gezondigd. De Heere geeft antwoord op de vraag hoe een verloren zondaar weer kan naderen tot God. Je kunt dit toch niet begrijpen. De rechtvaardige God, Die de zonden moet straffen, is ook barmhartig. Hoewel de Heere niets verplicht is, heeft Hij in Zijn wijsheid een aanbiddelijke verlossingsweg uitgedacht en bekendgemaakt. We mogen deze weg samenvatten met drie woorden: verzoening door voldoening. Het is een weg van borgtocht. Voorhof De Heere vertelt aan de kinderen van Israël dat zij voor Hem een heiligdom moeten maken, zodat Hij in het midden van hen kan wonen (Ex. 25:8). Als de hemelse Architect maakt Hij bekend welke voorwerpen in de tabernakel moeten komen. Ook vertelt de Heere hoe het voorhof eruit moet zien. De afmetingen vinden we letterlijk in de Bijbel. Bij het voorhof moeten we denken aan een heel grote ruimte die afgezet is met zestig koperen pilaren waartussen witte gordijnen hangen. De ruimte is vijftig meter lang en vijfentwintig meter breed. De witte gordijnen laten ook iets zien. Wit is de kleur van de heiligheid. Bij het zien van de smetteloos witte gordijnen voelt de Israëliet buiten de tabernakel, lopend in het woestijnzand, heel goed: ik ben gescheiden van de heilige God, ik heb verdiend om buiten te moeten
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==