19 door middel van met koper overtrokken houten draagstokken, die door de vier ringen gestoken zijn. Het brandofferaltaar heeft ook een rooster (een soort traliewerk) waarop de offerdieren worden gelegd en waardoor de as naar beneden kan vallen. Zo kan de offeraar met zijn eigen ogen zien hoe het offerdier verbrand wordt. Gods deugden Heel in het bijzonder krijgen we bij het brandofferaltaar onderwijs over de deugden van God. Een belangrijke vraag toen, maar ook vandaag, is: hoe komt God aan Zijn eer? God is een Licht en er is gans geen duisternis in Hem. God is heilig en rechtvaardig. God kan de zonde niet door de vingers zien, Hij moet deze straffen. Maar God is ook Liefde. In Zijn liefde heeft Hij een Kerk verkoren en Zijn eigen Zoon naar deze aarde gezonden. Hij heeft een vrederaad gehouden waarin Hij een plan heeft uitgedacht waardoor diep gevallen adamskinderen gered kunnen worden. God heeft ook de weg uitgedacht hoe dat mogelijk is. Namelijk in de weg van het plaatsbekledend offer. En zo spreekt het vuur enerzijds van de brandende toorn van God, maar óók van Zijn brandende liefde. God verteert de zonde in het vuur. Maar datzelfde vuur is ook tot behoud van zondaren. Het is een paradox, maar tegelijk een groot heilgeheim. Middelaar We zien in gedachten het brandofferaltaar staan tussen het schuldige volk in het voorhof en het heilige der heiligen, waar God woont. Bedenk wel dat God de beledigde Majesteit is bij Wie niemand kan wonen. Toch is dat weer mogelijk geworden door Christus. Hij is de tussentredende Middelaar tussen de schuldige zondaar en de heilige hoge God. Op Hem is de vuurgloed van Gods heilige toorn gekomen. Hoort u Hem kermen? ‘O dood’lijk uur! Wat hitte doet Mij branden!’ Bij Christus vinden we ook het vuur van de heilige ijver tot Gods huis; dat heeft Hem verteerd. Bij Christus vinden we ook het vuur van de liefde tot de eer en het welbehagen van Zijn Vader, en tot de
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==