Gelouterd door het lijden

GELOUTERD DOOR HET LIJDEN

DEN HERTOG – HOUTEN GELOUTERD DOOR HET LIJDEN GETUIGENISSEN VAN GODS KINDEREN IN DE TWEEDE WERELDOORLOG B. HOOGHWERFF

Foto omslag: de toren van de Oude Kerk te Putten in rookwolken gehuld. © 2025 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3336 7 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

5 Inhoud Woord vooraf 1. Het zingen van het Wilhelmus was me een genoegen. Samenzang van het volkslied in Huizen (na een dienst waarin ds. G.J. Koolhaas voorging) had grote gevolgen. 2. Verberg de verdrevenen en meld den omzwervende niet. Ds. G.J. Koolhaas riep de gemeente van Oldebroek op om een schuilplaats te bieden aan Joden en onderduikers. 3. Dat zijn óók mijn schapen. Ds. G.J. Koolhaas en zijn zorg voor onderduikers in Oldebroek. 4. De Heere heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd. Ds. G.J. Koolhaas sprak na de Bevrijding over Psalm 126. 5. Bij het tweede gedeelte van het tweede vers zag ik, dat verschillende mannen zeer ontroerd waren. Ds. C.B. Holland over het zingen van Psalm 84 vers 3 en 4 voordat de mannen uit Putten weggevoerd werden. 7 11 41 65 80 101

6 6. Daar op de sabbatmorgen om zo’n vier uur werd de lof des Heeren uit volle borst aangeheven. Wouter Rozendaal over een gebeurtenis tijdens de treinreis van Ladelund naar Neuengamme op 17 december 1944. 7. Niet de storm is het wezenlijke, niet de Duitsers, maar Christus. Ds. G. Boer over de noodzaak om Christus te ontmoeten in de storm. 8. Onze wegvoering is voor mijn moeder het middel geweest tot haar bekering. Jacob van Wijncoop overleefde de wegvoering, zijn vader niet. 9. In veel lijden is zij een gelouterde vrouw geworden, een moeder in Christus. Ds. J.T. Doornenbal over Wilhelmina Maria (Mina) Zoetbrood-van den Top (1889-1965). 10. En vergeet ook de Heere niet, Nico, vergeet nooit te bidden. Elisabeth Blok-Aalten in een brief aan haar zoon Nico die in Duitsland verbleef en nooit terugkwam. Noten 119 133 152 172 186 202

7 Woord vooraf De inhoud van het boek dat u in handen hebt, verschilt veel van wat de uitgever en de auteur aanvankelijk voor ogen stond. Er waren al enkele hoofdstukken gereed, die uiteindelijk niet eens in deze uitgave opgenomen zijn. Het was de bedoeling om een boek samen te stellen dat enigszins vergelijkbaar was met de in 2020 verschenen uitgave Niet sterven, maar leven. Hierin zijn tien hoofdstukken opgenomen met getuigenissen van Gods kinderen uit de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het verzamelen van gegevens voor dit nieuwe boek stuitte ik op een in 1975 verschenen artikel in het kerkhistorisch tijdschrift De Hoeksteen: ‘Een dorpspastor in oorlogstijd’. In dit artikel worden herinneringen weergegeven aan ds. G.J. Koolhaas, een predikant die in zijn gemeente Oldebroek veel mocht betekenen voor Joden en onderduikers. Uit diverse bronnen kon meer informatie worden opgediept over deze predikant en zijn rol in de Tweede Wereldoorlog, wat resulteerde in vier hoofdstukken voor dit boek. Het is bekend dat bevindelijk-gereformeerden over het algemeen niet voorop liepen in het verzet tegen het nazisme en in hulp aan hun Joodse landgenoten. Het beeld wijkt niet veel af ten opzichte van de houding van de meeste Nederlanders in deze periode. Dat wil echter niet zeggen dat er onder bevindelijk-gereformeerden geen duidelijke voorbeelden waren van mensen die, met een beroep op Gods Woord, juist krachtig opriepen tot het verlenen van onderdak aan Joden en onderduikers. Ds. Koolhaas was een van hen. De wijze waarop hij zich tijdens de Tweede Wereldoorlog inzette, verdient groot respect. En dat geldt ook voor gemeenteleden (en

8 anderen) in Oldebroek die met gevaar voor eigen leven Joden en onderduikers herbergden. Het grootste gedeelte van dit boek gaat over het drama van Putten. Iedereen die enigszins op de hoogte is van de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog weet dat Putten in de oorlog zwaar is getroffen. Geen enkel dorp in Nederland kreeg in die mate met represaillemaatregelen van de Duitsers te maken als Putten. Van de 588 mannen die in Duitsland werden te werk gesteld in concentratiekampen, keerden er slechts 48 terug. En van die 48 overleden er nog vijf kort na hun thuiskomst. Een artikel van ds. J.T. Doornenbal over ‘Een gelouterde vrouw uit Putten’ gaf de doorslag om aan dit onderwerp meer aandacht te besteden. Daarbij was het niet zozeer de bedoeling om de feiten nog eens op een rijtje te zetten; dat is al dikwijls gebeurd. Het ging mij meer om de vraag: wat hebben deze diep ingrijpende gebeurtenissen in geestelijk opzicht teweeggebracht? Het onderzoek naar een antwoord op deze vraag resulteerde in diverse aangrijpende getuigenissen, die ons alleen maar stil kunnen doen worden. Er is hierover tot op heden nooit veel vastgelegd. We moeten ons behelpen met fragmenten, ‘sprokkels’ hier en daar. Wat daaruit naar voren komt, is de voor het menselijk verstand onbegrijpelijke, maar door Gods Geest gewerkte ervaring: In de grootste smarten Blijven onze harten In den Heer’ gerust; ’k Zal Hem nooit vergeten; Hem mijn Helper heten, Al mijn hoop en lust. Ds. J. van Sliedregt, die Putten diende van 1954 tot 1959, gaf in 1954 op de ‘tiende gedenkdag’ van de razzia aan dat de gebeurtenissen voor sommigen tot geestelijke winst hadden geleid. ‘Ja,

9 geweldige slagen en ontzettende verliezen troffen ons, en toch... ja, toch winst, zo zegt iemand voor zich heen, want God is God geworden in mijn leven, en ik ben geworden die ik was, maar die ik niet kende, en Jezus is Jezus geworden voor mijn hart, daarom, dat Hij ons zalig maakt en van al onze zonden verlost. En een ander hoor ik zeggen: Ja... toch winst, want de zaligheid is ons nu nader als toen we eerst geloofd hebben.’ Ook deze uitgave zou niet zijn verschenen zonder de hulp van velen die informatie en fotomateriaal beschikbaar stelden. Dat laatste geldt in het bijzonder wel voor Annet Koolhaas, een kleindochter van ds. Koolhaas, die veel prachtige foto’s ter beschikking stelde. Diverse personen uit Huizen en Oldebroek verstrekten aanvullende informatie over ds. Koolhaas en gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. Hartelijk dank daarvoor. De hoofdstukken over Putten zouden er ook heel anders hebben uitgezien zonder de hulp en betrokkenheid van verschillende personen. Bestuursleden en betrokkenen bij de Stichting Oktober 44, zoals de heer J.N. van den Hoorn (voorzitter), het echtpaar Van den Berg-van den Bor en de heer H.A. Vonhof, gaven waardevolle adviezen en voorzagen me van bruikbare gegevens. Ook dhr. E. van den Top en echtgenote en de heer A. Blok zorgden voor waardevolle informatie en leverden uniek fotomateriaal aan voor de twee laatste hoofdstukken van dit boek. Een heel mooie bron voor de hoofdstukken over Putten vormde het kerkblad Rondom het Woord. Ook via deze weg wil ik de heer E. Kous hartelijk bedanken voor zijn hulp bij het raadplegen van diverse jaargangen. Dit boek is in de eerste plaats een historisch boek. Toch hoop ik van harte dat het lezen van dit boek ook vandaag tot persoonlijke zegen mag strekken, onder welke uiterlijke of innerlijke omstandigheden dan ook. Wat zou het een voorrecht zijn als getuigd mag worden

10 wat de kerkenraad van de Hervormde Gemeente te Putten in de kerkbode van 7 juli 1945 schreef: ‘Hoe indroevig deze gehele zaak is, toch mogen we niet verzwijgen dat er bij al het verlies nog geestelijke winst is geweest, die tot grote troost van de achterblijvenden is, maar bovenal tot eer en grootmaking van de Naam des Heeren, Die alle dingen werkt naar den raad Zijns willens en voor Wiens alziend oog niets en niemand verborgen is, ook niet het geroep en zuchten tot Hem. Als alles tegen schijnt en, zoals de dichter zegt, alle hoop gans ontvalt en er niemand is, die voor zo’n zuchtende ziel zorgt, dan zal die God Zich betonen te zijn een Hoorder en Verhoorder des gebeds.’ Klaaswaal, maart 2025 B. Hooghwerff

11 hoofdstuk 1 Het zingen van het Wilhelmus was me een genoegen. Samenzang van het volkslied in Huizen (na een dienst waarin ds. G.J. Koolhaas voorging) had grote gevolgen Ds. G.J. Koolhaas was in de eerste helft van de twintigste eeuw een bekend predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk. De predikant, die tot de Gereformeerde Bond behoorde, was geliefd onder degenen die een schriftuurlijk-bevindelijke prediking begeerden. Vele beroepen werden in de loop van zijn ambtsperiode op hem uitgebracht. In de oorlogsjaren mocht ds. Koolhaas in Oldebroek veel betekenen voor onder anderen Joden en onderduikers. Eerlijk De predikant had een goede band met Gods kinderen in de gemeenten die hij diende. Pietertje Kleiberg-de Korte (1893-1949) uit Oud-Beijerland heeft negen jaar onder hem gekerkt. Eerst vier jaar in Oud-Beijerland, daarna vijf jaar in Charlois, waar ze naast de pastorie Pietertje Kleiberg-de Korte.

12 van ds. Koolhaas woonde. Toen zij in grote zielennood verkeerde, werd een preek van ds. Koolhaas over Zondag 33 voor haar gebruikt.1 De predikant was eerlijk, ook als het ging om zijn eigen zielenleven. In Charlois kwam hij op bezoek bij Maria Groeneveld-Schipper (1872-1936), een geoefende vrouw in de genade. Vrouw Groeneveld vertelde uit haar leven en wat ze door genade van de Heere had mogen leren. Ds. Koolhaas zat stil te luisteren. Toen ze uitgesproken was, zei hij: ‘Vrouw Groeneveld, tot zover kan ik mee, verder niet.’ De heer G.J. van den Enden, opgegroeid in Heijplaat, vertelde in 1991 dat hij in zijn jonge jaren doordeweeks in Schiedam kerkte bij voorganger (later dominee) H. Hofman, maar ’s zondags bij ds. Koolhaas. ‘Ik kon dat uitstekend combineren. Dat heb ik altijd gekund. Hofman had er ook geen moeite mee. Wij hebben daar nooit zo zenuwachtig over gedaan. Ds. Koolhaas was een godvrezende man.’2 Niet zonder roeping Gerard Jan Koolhaas werd op 5 februari 1884 te Waardenburg geboren. Zijn ouders waren Gerard Jan Koolhaas en Jacoba de Leur. Vader Koolhaas was hoofd van de openbare school in Waardenburg en organist in de plaatselijke Hervormde Gemeente. Over de jeugd van ds. Koolhaas is weinig bekend. Zelf vertelde hij bij zijn 40-jarig ambtsjubileum dat zijn moeder altijd graag had gewild, ‘dat hij zo in Gods dienst zou gaan.’ Maar de jonge Gerard Jan kon ‘het zonder roeping niet doen.’ Hij wilde militair arts worden. De Heere leidde zijn weg echter anders. Hij gebruikte daarvoor een arts. ‘De troosteloze woorden van de dokter aan zijn moeders sterfbed deden hem besluiten predikant te worden.’ Zijn bijna tien jaar oudere broer, Bernard Cornelis (1874-1956), was ook predikant. Ds. B.C. Koolhaas behoorde tot de confessionele richting. Een drie jaar jongere broer, Marius Jan Koolhaas

13 (1887-1975), ging een heel andere kant uit. Hij was beambte bij de Nederlandsche Bank en jarenlang voorzitter van voetbalclub Ajax. Gerard Jan Koolhaas, die het gymnasium te Tiel had bezocht, studeerde theologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. In 1913 werd hij kandidaat en nam een beroep aan naar Kamperveen. Hij was ook in de gemeenten Driesum en Noorden beroepen. Op 12 oktober 1913 werd hij in de morgendienst door zijn broer, die toen predikant was te Zuidland, te Kamperveen bevestigd met 2 Korinthe 5 vers 18. Aan de handoplegging nam behalve de bevestiger de consulent, ds. P. Zandt uit IJsselmuiden, deel. ’s Middags deed ds. Koolhaas intrede met Mattheüs 13 vers 3b-8.3 Drie maanden later, op 15 januari 1914, trad de jonge predikant te Beesd in het huwelijk met Dirkje Adriana Fredrica Mertiena van Iterson (1888-1980). De bruid was ook uit de Betuwe afkomstig. Haar vader, Aart Antonie van Iterson, was timmerman-aannemer in Beesd. Toen ds. P. Zandt in 1915 afscheid nam van IJsselmuiden, sprak Het jonge echtpaar Koolhaas.

14 ds. Koolhaas hem toe.4 Later zouden ze elkaar nog meer dan eens ontmoeten. In 1936 en 1937 was ds. Zandt een van de sprekers op de ‘Landdag’ of pinksterbijeenkomst die op Tweede Pinksterdag werd gehouden aan de Dordtsestraatweg in Rotterdam. Deze bijeenkomsten stonden onder leiding van ds. Koolhaas als ‘erevoorzitter’ van de Ned. Herv. Jongelingsvereeniging op Geref. grondslag ‘Waarheid en Kennis’ te Charlois.5 Barneveld In 1916 nam ds. Koolhaas een beroep aan naar Barneveld. In die gemeente werd hij op zondag 26 november van dat jaar bevestigd Het echtpaar Koolhaas met hun eerste zoon, Gerard Jan.

15 (opnieuw door zijn broer) met Jesaja 52 vers 7. ’s Avonds deed hij intrede met Jesaja 3 vers 10 en 11: ‘Zegt den rechtvaardige, dat het hem welgaan zal; dat zij de vrucht hunner werken zullen eten. Wee den goddeloze, het zal hem kwalijk gaan; want de vergelding zijner handen zal hem geschieden.’6 In 1919 werd ds. B. van der Wal uit Delft zijn collega-predikant in Barneveld. Zijn zoon, ds. C. van der Wal, schreef in de levensschets van zijn vader: ‘Van de vijf predikantsplaatsen in Delft kwam mijn vader nu in de situatie van twee kapiteins op één schip. Men zegt, dat dit, wat collegiale samenwerking betreft, de moeilijkste opgave is. Maar in Barneveld was daar geen sprake van. Daar stond toen de nog jonge ds. G.J. Koolhaas. De kennismaking was onmiddellijk zo geweest, dat mijn vader bij zijn intree zei: “Gemeente, als collega Koolhaas en ik ooit ruzie krijgen, dan ligt de schuld bij mij, hoor!” Het werd een ideale samenwerking. Wat heb ik persoonlijk ook bijzonder fijne herinneringen aan deze nobele, trouwe, hardwerkende pastor en prediker, tot ik na veelvuldige contacten en samenwerking, o.a. voor het Ned. Bijbelgenootschap, zijn opvolger werd als bejaardenpastor hier in Hilversum.’7 Op 26 september 1920 nam ds. Koolhaas afscheid van Barneveld; hij vertrok naar Oldebroek. Oldebroek De eerste periode van ds. Koolhaas in de gemeente Oldebroek ving aan op 3 oktober 1920. Op die zondag bevestigde zijn vriend ds. J.E. Klomp uit Kesteren hem met Jeremia 21 vers 8. ‘Het was een schoone herfstdag’, volgens het bericht in De Waarheidsvriend, maar ‘een nog schooner dag voor de Ned. Herv. gemeente te dezer plaatse.’ ’s Middags deed ds. Koolhaas intrede met een preek over Jesaja 45 vers 22. De consulent, ds. C.J. Leenmans uit Oosterwolde, nam aan het einde van de dienst het woord om de ‘nieuwen leraar’ namens de kerkenraad toe te spreken ‘en de gemeente te wijzen op het voorrecht een man te hebben ontvangen, wiens lust het is den

16 vollen Raad Gods tot behoudenis van zondaren uit te dragen in haar midden.’8 Ds. Klomp, de bevestiger van ds. Koolhaas, had ook een beroep naar Oldebroek aangenomen. Oldebroek had in deze periode twee vacatures, beide predikantsplaatsen waren vacant. Twee weken later bevestigde ds. Koolhaas zijn vriend met Exodus 33 vers 14 en 15. Ds. Klomp deed intrede met Jesaja 43 vers 25.9 Evangelisatielokaal in ’t Harde In de periode waarin ds. Koolhaas de gemeente diende, werd door de kerkenraad van Oldebroek, in samenwerking met de kerkenraad van Doornspijk, in de buurtschap ’t Harde een ‘evangelisatielokaal’ gesticht. Het nieuwe gebouw stond aan ‘den breeden grintweg, die van ’t Station Legerplaats v. Oldebroek loopt naar den Zuiderzee-Straatweg’. Het lokaal, dat de naam ‘Elim’ kreeg, werd op woensdag 10 augustus 1921 in gebruik genomen. Achtereenvolgens werd het woord gevoerd door ds. Koolhaas (over ‘Eben-Haëzer’), ds. Van Voorthuizen uit Doornspijk (over ‘Elim’) en ds. Klomp uit Oldebroek (over Openbaring 6 vers 2).10 Vier jaar eerder was onder leiding van ds. Beekenkamp in het oostelijke deel van de gemeente Oldebroek het evangelisatielokaal Hervormde kerk te Oldebroek.

17 ‘Maranatha’ geopend. Nu was in het westelijke deel ook een plaats waar Gods Woord kon worden verkondigd en het onderwijs aan de jeugd kon worden gegeven. In De Waarheidsvriend werd een verslag opgenomen van de ingebruikname van ‘Elim’, dat plaats bood aan ongeveer 250 personen. ‘Ook voor dit werk had ds. Beekenkamp den stoot gegeven. Maar al werd dit werk een ogenblik vertraagd door het vertrek van Z. Eerw. naar Leiden, de Heere schonk ons twee dienaren des Woords, die weten van aanpakken, en het was door hun onverdroten ijver dat ook in deze buurtschap, meer dan één uur van de plaatselijke kerk gelegen, Zondags het Evangelie mag gebracht worden. Bij de inwijding sprak ds. Koolhaas allereerst een woord om de daden des Heeren te gedenken naar aanleiding van Samuëls’ woord te Mizpa: Eben-Haëzer: Tot hiertoe heeft de Heere geholpen.’ Zorg om en voor de jeugd Buurtschap ’t Harde, die al een christelijke school bezat, behoorde tot de wijk van dominee Koolhaas. In de school gaf de predikant in het seizoen 1920-1921 onderwijs aan 60 catechisanten. Nu ging hij daarvoor gebouw ‘Elim’ gebruiken. Er was ook gedacht aan de militairen die in de omgeving gelegerd waren. ‘De nabijheid van de Legerplaats geeft ook den militairen de gelegenheid des Zondags den dienst des Woords bij te wonen.’11 Het was de drie predikanten die het woord voerden tijdens de ingebruikname van het gebouwtje echter een doorn in het oog dat er in de buurtschap op zondag ook ‘drankgelegenheden’ konden worden bezocht. De predikanten dienden dan ook een verzoek in bij de burgerlijke gemeente van Doornspijk om ‘een verordening vast te stellen, waarbij de drankgelegenheden in de buurtschap ’t Harde des Zondags worden gesloten.’ Dit verzoek werd ondersteund door 54 personen uit Doornspijk en Oldebroek. De gemeenteraad van Doornspijk besloot op 8 oktober 1921, ondanks een negatief advies van de burgemeester, met algemene stemmen om dit verzoek in te

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==