CHRISTUS ALLEEN
Ds. I. Kievit Christus alleen DEN HERTOG – HOUTEN
© 2025 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3337 4 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
9 Inhoud Littekens (vs. 1-3).......................................... 11 Eertijds (vs. 4-6)............................................ 15 Gewin en schade (vs. 7).................................... 19 Om Christus’ wil (vs. 7).................................... 23 Schade (vs. 8)............................................... 27 Alle dingen (vs. 8).......................................... 31 Uitnemende kennis (vs. 8).................................. 35 Drek (vs. 8). ............................................... 39 Christus gewinnen (vs. 8)................................... 43 In Christus gevonden (vs. 9)................................ 47 Niet mijn rechtvaardigheid (vs. 9).......................... 51 Praktische geloofslessen (vs. 9).............................. 55 Rechtvaardigheid uit God (vs. 9)........................... 59 Door het geloof (vs. 9)..................................... 63 Christus kennen (vs. 10).................................... 67 Christus alleen (vs. 10)..................................... 71 Opdat... (vs. 10)............................................ 75 De kracht van Zijn opstanding (vs. 10)..................... 79
10 De opgestane Koning (vs. 10).............................. 83 Gemeenschap aan Zijn lijden (vs. 10)....................... 87 Gelijkvormig (vs. 10)....................................... 91 Zijn kruis opnemen (vs. 10)................................ 95 Zijn dood gelijkvormig (vs. 10)............................. 99 De begeerte van de apostel (vs. 11)........................ 103 Opstaan uit de doden (vs. 11). ............................ 107 Ontwaak (vs. 11).......................................... 111 Niet gekregen noch volmaakt (vs. 12)..................... 115 Gekregen (vs. 12).......................................... 119 Volmaakt (vs. 12).......................................... 123 Door Christus gegrepen (vs. 12)........................... 127 Niet lijdelijk (vs. 12)....................................... 131 Niet zelf gegrepen (vs. 13)................................. 135 Niet zelfgenoegzaam (vs. 13).............................. 139 Eén ding doe ik (vs. 14)................................... 143 Vergetende wat achter is (vs. 14)........................... 147 Strekkende tot wat voor is (vs. 14)......................... 151 Jagen naar het wit (vs. 14)................................. 155 Hartsterking (vs. 14)....................................... 159 Ziende op Jezus (vs. 14)................................... 163 Inwendige en uitwendige roeping (vs. 14)................. 167
11 Littekens Voorts, mijne broeders, verblijdt u in den Heere. Dezelfde dingen aan u te schrijven is mij niet verdrietig, en het is u zeker. Ziet op de honden, ziet op de kwade arbeiders, ziet op de versnijding.Want wij zijn de besnijding, wij die God in den geest dienen, en in Christus Jezus roemen en niet in het vlees betrouwen. FILIPPENZEN 3:1-3 De apostel Paulus, die de littekens van de Heere Jezus droeg in zijn lichaam, zat gevangen in Rome. Steeds weer werd het woord vervuld van de verheerlijkte Christus bij zijn bekering: ‘Ik zal hem tonen hoeveel hij lijden moet om Mijnentwil.’ Maar ook in zijn gevangenschap was de Heere hem nabij en goed. De Heere zorgde voor verademing en verkwikking. En zijn dienst voor het Koninkrijk van God mocht toch voortgang hebben. Ook door het schrijven van zijn brieven mocht hij de gemeenten bouwen en de Koning der Kerk verheerlijken.
12 De brief aan de gemeente te Filippi is een van zijn gevangenisbrieven. Filippi, gelegen in Macedonië, was hem wel bekend. Het is ons bekend dat Paulus op zijn tweede zendingsreis Filippi bezocht en Lydia de purperverkoopster van Thyatira werd toegebracht. Evenals de stokbewaarder. Er was een levende band gebleven tussen Paulus en deze gemeente. Hij wekte haar op tot standvastigheid, en verhaalde haar van de ernstige ziekte van zijn broeder en medearbeider in de Heere, Epafroditus, die ziek was tot de dood. Maar, zo voegde hij eraan toe, God heeft Zich zijner ontfermd, en niet alleen hem, maar ook mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben. Laten de gelovigen, zo schreef hij, ook in Filippi toch standvastig zijn in het geloof en zich niet mee laten sleuren door dwaalleraars. Ook wekte hij hen op tot blijdschap in de Heere. Gods kinderen zijn geen kniezers. Nee, blijdschap mag hun deel zijn te midden van de droefenissen van het leven.‘Niemand kan uw blijdschap van u wegnemen.’ Paulus geeft in onze tekst drie kenmerken aan van eenzelfde soort dwaalleraars. Ziet op de honden, ziet op de kwade arbeiders, ziet op de versnijding. Wacht u dus voor deze lieden en houd hen in het oog. Het zijn honden die verscheuren en zoeken te verderven. Het zijn kwade arbeiders die zich in de verkondiging van het Evangelie indringen. Zij verwringen het Evangelie. Innerlijk
13 waren ze verdorven, maar ook hun werk was verderfelijk omdat zij niet het ware Evangelie brachten. En dan schrijft hij: ziet op de versnijding. Zij waren dus besneden, Joden van afkomst, Judaïstische dwaalleraars. Zij stelden de behoudenis in de vleselijke besnijdenis. Zij verwierpen de waarheid van het heil alleen, volkomen door de verlossing van de Heere Christus, en het geloof in Hem. Maar daarmee had hun besnijdenis alle geestelijke waarde verloren en was zij slechts lichamelijke versnijding geworden. Want, zo vervolgt de apostel, wij zijn de besnijding, wij die God in den geest dienen, en in Christus Jezus roemen en niet in het vlees betrouwen. Zoals de apostel de dwaalleraars tekent door drie kenmerken, zo geeft hij ook drie aanwijzingen van de ware gelovigen. Dit zijn de ware gelovigen, de echte besnedenen, namelijk die geestelijk zijn besneden naar het hart. Dat is ontdaan van zijn harde bolster. Ja, God heeft, naar Zijn belofte, niet alleen de voorhuid van het hart weggenomen, maar ook het stenen hart vervangen door een vlezen hart.Vrijgemaakt en gereinigd zijn zij van de zonden naar hun schuld en straf en verderfelijke macht. Het is dus geen bezwaar als wij de vleselijke besnijdenis missen. Zij dienen God door de Geest. Honden, dat wijst op de onreinheid en het leven naar het vlees en voor de wereld.Tegenover kwade arbeiders staat dan: en in Christus
14 Jezus roemen. In Hem, als de enige en algenoegzame Zaligmaker van zondaren, is de roem van de Kerk. Door en in Hem alleen steken Gods kinderen het hoofd omhoog. Besnijdenis of eigen werk hoeft hier niet bij te komen, ja, kán er niet bij komen.Wie zijn vertrouwen in de werken stelt, heeft het geloof verloochend en de genade verworpen. Geen eigengerechtigheid uit de wet mag het werk van Christus verdonkeren. Ten derde voegt Paulus toe: en niet in het vlees betrouwen. Dat wil zeggen: vertrouwen op wat wij in ons vlees bezitten, namelijk vleselijke afkomst van Abraham, Izak en Jakob, en vooral de besnijdenis. Het slaat terug op versnijding, waarmee de puur lichamelijke besnijding wordt aangewezen, ontdaan van alle hogere waarde en betekenis, als louter gebeuren in het vlees. Zo kwam de apostel ertoe de lezers van Filippi in herinnering te roepen dat hijzelf wel zeer bevoorrecht moest worden geacht als het ging om vleselijke voorrechten. Dan stond Paulus niet bij deze dwaalleraars achter, maar overtrof hij hen in meer dan één opzicht.
15 Eertijds Hoewel ik heb dat ik ook in het vlees betrouwen mocht. Indien iemand anders meent te betrouwen in het vlees, ik nog meer: besneden ten achtsten dage, uit het geslacht van Israël, van den stam van Benjamin, een Hebreeër uit de Hebreeën, naar de wet een farizeeër; naar den ijver een vervolger der gemeente; naar de rechtvaardigheid die in de wet is, zijnde onberispelijk. FILIPPENZEN 3:4-6 Wie grond van vertrouwen meent te hebben in datgene wat met vleselijke afkomst en vleselijk bestaan en vleselijke besnijdenis samenhangt of gegeven is, die zal in Paulus een medestander ontmoeten tegen wie hij het moet afleggen. Luister maar: Besneden ten achtsten dage. Een geboren Jood dus, en niet een Jodengenoot die pas op latere leeftijd de besnijdenis ontving. Uit het geslacht van Israël. Dus een echte Israëliet van de voorvaderen af. Van den stam van Benjamin. Hij kon dus zijn
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==