Leven en licht 2026

 Leven en licht Bijbels dagboek 2026 DEN HERTOG – HOUTEN

AUTEURS januari ds. K. Hoefnagel februari ds. M. Karens maart ds. M. Goudriaan april ds. K. Hoefnagel mei ds. H. Hofman juni ds. A.A. Egas juli ds. M. Goudriaan augustus ds. L.W.Ch. Ruijgrok september ds. H. Hofman oktober ds. L.W.Ch. Ruijgrok november ds. A.A. Egas december ds. M. Karens Foto omslag: Bertus Kas © 2025 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3338 1 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

3 DONDERDAG 1 JANUARI NIEUWJAARSDAG Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven? JOHANNES 9:36 De Heere Jezus stelde de blindgeborene een regelrechte en o zo belangrijke vraag: ‘Gelooft gij in de Zoon van God?’ Deze vraag wordt ook ons gesteld, aan het begin van een nieuw jaar. Wat is uw persoonlijk antwoord op deze vraag? De man uit Johannes 9, zojuist door een machtig wonder van zijn blindheid genezen, geeft een heilbegerig woord terug aan de Heere: ‘Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven?’ De vraag Wie de Heere Jezus is, hopen we deze maand te beantwoorden. Althans, we zullen het proberen. Want daar is nogal wat over te zeggen. We zullen samen proberen op die vraag in te gaan vanuit een bepaald gezichtspunt. Natuurlijk zouden we kunnen spreken over de Heere Jezus als Zoon van God, als Borg en Middelaar, als Profeet, Priester en Koning. Maar we willen nu aandacht gaan geven aan bepaalde karaktereigenschappen van de Zaligmaker als Mens. Als waarachtig Mens had Hij, anders dan wij, geen zonden en tekorten. Dat maakt het spreken over Zijn menselijke eigenschappen zo mooi. En bovendien: zo bedekt Hij in Zijn handel en wandel als de Zoon des mensen onze onvolmaakte eigenschappen, onze karakterzonden en tekortkomingen. En, dit alles overdenkende, zullen we tot de conclusie komen dat wij in ons bestaan vergeving nodig hebben. En dat we ook met onze karakterzonden en de vele tekortkomingen achter Hem mogen wegschuilen. We hebben naast vergeving ook vernieuwing nodig. Op Jezus rustte de Geest zonder mate. Maar ook ik heb de Geest nodig Die ons hart en leven vernieuwt. Vernieuwing, ja, dat hebben we nodig, zoals de Heere ook het leven van de blindgeborene nieuw maakte. LEZEN: JOHANNES 9:35-41 ZINGEN: PSALM 27:5

4 VRIJDAG 2 JANUARI Want een Kind is ons geboren... JESAJA 9:5 Het kerstfeest ligt nog maar net achter ons. Ook veel kinderen kennen de woorden uit Jesaja uit het hoofd: ‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.’ Hoewel de profeet spreekt van een Kind en een Zoon, zien de Namen Die Hij heeft op Zijn Goddelijke natuur. Dat wil zeggen dat de Heere Jezus ook als Mens Goddelijke eigenschappen bleef houden. Hij droeg het beeld van de Vader en had de natuur van Zijn Vader en de eigenschappen van de Vader. Hij kon zeggen: ‘Die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien’ (Joh. 14:9). Toch heeft Hij ook een echte, menselijke natuur aangenomen. En op de eigenschappen van Zijn menselijke natuur willen wij onze aandacht richten. Al mogen wij de twee naturen van Christus niet scheiden, we mogen ze wel onderscheiden. Als Mens is Hij ons heel nabij gekomen. Hij heeft onder ons gewoond, liep in onze straten, kwam op onze bruiloften en begrafenissen, ziekenhuizen en ziekenkamers. En ook in Zijn omgang met ons mensen is Hij aanbiddelijk en aangenaam geweest. In dat opzicht was Hij een unieke verschijning te midden van zondige, onvolmaakte mensen met verschillende karakters en ook vele karakterzonden. Het is geen wonder dat Hij eens heeft moeten zuchten: ‘O ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij ulieden zijn? Hoe lang zal Ik u nog verdragen?’ (Mark. 9:19). Desondanks bleef Hij Zijn roeping getrouw en zondigde Hij niet. Om de zonde van een ongelovig geslacht te kunnen verzoenen. LEZEN: JESAJA 9:1-6 ZINGEN: PSALM 131:3

5 ZATERDAG 3 JANUARI En op Hem zal de Geest des Heeren rusten. JESAJA 11:2 In Zijn Goddelijke natuur had de Heere Jezus uiteraard geen leiding en wijsheid nodig. Maar in Zijn menselijke natuur des te meer. Welnu, als wij de Heere Jezus tegenkomen in Zijn omgang met ons mensen, zien wij dat Hij, hoewel waarachtig Mens, toch wijsheid en inzicht nodig heeft. Daaruit bleek de zalving met de Heilige Geest. ‘Op Hem’, zo zegt Jesaja in ons teksthoofdstuk, ‘zal de Geest des Heeren rusten.’ Van de Geest zijn gaven en kwaliteiten, deugden en goede werken. En die Geest, de Heilige Geest, rustte volmaakt op Hem. Daarom bleef Hij staande in verzoekingen, handelde Hij in volmaakte liefde, en ging er een goede reuk van Hem uit. Zie nu, wat wij in ons bondshoofd Adam hebben verloren. Onze val komt uit in de gewone, alledaagse dingen van het leven. Omdat wij gevallen zijn, gaan er dingen verkeerd, nemen we soms verkeerde beslissingen, zijn we ik-gericht geworden, willen we graag de eerste zijn, kunnen we boos worden en ruzie maken, voelen we onszelf soms zo belangrijk en lopen liefdeloos aan onze naaste voorbij. Al die dingen had Christus niet. Omdat de Geest des Heeren op Hem rustte. Ook wij hebben de Heilige Geest nodig, Die dode zondaren tot leven wekt. Maar dan gaat Hij ook onze Leidsman worden. En door Zijn kracht gaan we vruchten voortbrengen en gaan we langzaam maar zeker weer terug naar het oorspronkelijke doel waartoe de Heere ons geschapen heeft. Wie zichzelf in zijn gevallen bestaan leert kennen, leert bidden om de Geest: ‘Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest, mocht Die mij op mijn paân ten Leidsman strekken, ’k hield dan Uw wet...’ LEZEN: JESAJA 11:1-9 ZINGEN: PSALM 1:1

6 ZONDAG 4 JANUARI Hij zal niet schreeuwen... JESAJA 42:2 De profeet Jesaja noemt de Heere Jezus de Knecht des Heeren. O ja, Hij was ook Zoon van God. Maar als Mens ook Knecht. Net als de eerste Adam: hij was ook kind van God, maar tegelijk ook knecht van God, met de taak om de hof te bouwen en te bewaren. Wat Adam nu heeft nagelaten te doen, dat doet de tweede Adam volmaakt. Hij zal straks niet alleen de straf van Adam dragen, maar ook het werk van Adam doen. Als de Knecht des Heeren. En Hij zal Zijn taak gewillig en in liefde doen. Onze dagtekst zegt: ‘Hij zal niet schreeuwen, noch Zijn stem verheffen, noch Zijn stem op de straat horen laten.’ Wat betekenen deze woorden? Wel, de Heere Jezus komt niet met uiterlijk vertoon en met luid, indrukwekkend geschreeuw. Hij is anders dan de mensen in het algemeen en de wereldheersers in het bijzonder. Geen grote monden, geen loze beloften, geen hoogdravend gepraat. Hij gaat rustig Zijn gang. Onopvallend en nederig doet Hij Zijn werk. En zo is het de wil van de Vader Die Hem zond en zo is het tot heil van ongelukkige en arme mensen. Een gekrookt riet, beeld van een mens in ellende en nood, verbreekt en veracht Hij niet. Wat maar lichtjes smeult, beeld van een zwak en hulpbehoevend mens, trapt Hij niet uit, maar Hij redt en heelt en geneest en vergeeft en zaligt. Daarom zijn de armen van geest zalig, omdat Hij zo is. Daarom is er hoop voor ongelukkige en schuldige mensen, omdat Hij eenvoudig in hun leven komt. Door Woord en Geest. Schreeuwers zijn alleen van zichzelf onder de indruk. Jezus zoekt het arme, het ontredderde, het ellendige, het schuldige, en Hij spreekt naar hun hart. Zo eenvoudig. Zo trouw. Zo welmenend. Zo liefdevol. LEZEN: JESAJA 42:1-8 ZINGEN: PSALM 25:5

7 MAANDAG 5 JANUARI ...opdat Ik wete met de moede een woord te rechter tijd te spreken. JESAJA 50:4 De Heere zond Zijn Zoon naar onze wereld met een grote opdracht, maar ook met de zalving van de Heilige Geest. Zo kreeg Hij in Zijn menselijke natuur ook een ‘tong der geleerden’. Dat betekent dat de Heere Jezus op aarde de woorden sprak die de Vader Hem had geleerd. Hij bracht de boodschap waarmee de Vader Hem gezonden had. Achter de Zoon zien wij de sprekende Vader. De Heere Jezus verwijst daar vaak naar. ‘Mijn leer is de Mijne niet, maar van Degene Die Mij gezonden heeft’ (Joh. 7:16). Of: ‘Deze dingen spreek ik, gelijk Mijn Vader Mij geleerd heeft’ (Joh. 8:28). En zo, met de woorden die de Vader Hem gegeven heeft, treedt Hij de moede en de arme en de schuldige mens tegemoet. Op de juiste tijd en de juiste wijze spreekt Hij precies de woorden die de zondaren die tot Hem kwamen op dat moment nodig hadden. Tot de vrouw die wenend aan Zijn voeten lag, zei Hij: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ Tot de moordenaar: ‘Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.’ Tot de melaatse: ‘Ik wil, word gereinigd.’ Wat een heerlijke woorden hebben wij in onze Bijbel. Ook vandaag kunnen ze zo spreken op het juiste moment en in onze eigen omstandigheden. Is het geen vertroostende gedachte dat de Heere Jezus in Zijn omgang met zondaren woorden van God spreekt? Namens God spreekt Hij. Die God tegen Wie we gezondigd hebben, Wiens wet wij hebben overtreden. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en daarin kwam God Zélf. Immanuël, God met ons. Op de woorden die Jezus sprak, kunnen wij dus altijd volkomen en met groot vertrouwen aan. Zijn Woord is waarachtig en getrouw. Het zijn immers woorden van een God Die niet liegen kan? LEZEN: JESAJA 50 ZINGEN: PSALM 119:16

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==