4 VRIJDAG 2 JANUARI Want een Kind is ons geboren... JESAJA 9:5 Het kerstfeest ligt nog maar net achter ons. Ook veel kinderen kennen de woorden uit Jesaja uit het hoofd: ‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.’ Hoewel de profeet spreekt van een Kind en een Zoon, zien de Namen Die Hij heeft op Zijn Goddelijke natuur. Dat wil zeggen dat de Heere Jezus ook als Mens Goddelijke eigenschappen bleef houden. Hij droeg het beeld van de Vader en had de natuur van Zijn Vader en de eigenschappen van de Vader. Hij kon zeggen: ‘Die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien’ (Joh. 14:9). Toch heeft Hij ook een echte, menselijke natuur aangenomen. En op de eigenschappen van Zijn menselijke natuur willen wij onze aandacht richten. Al mogen wij de twee naturen van Christus niet scheiden, we mogen ze wel onderscheiden. Als Mens is Hij ons heel nabij gekomen. Hij heeft onder ons gewoond, liep in onze straten, kwam op onze bruiloften en begrafenissen, ziekenhuizen en ziekenkamers. En ook in Zijn omgang met ons mensen is Hij aanbiddelijk en aangenaam geweest. In dat opzicht was Hij een unieke verschijning te midden van zondige, onvolmaakte mensen met verschillende karakters en ook vele karakterzonden. Het is geen wonder dat Hij eens heeft moeten zuchten: ‘O ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij ulieden zijn? Hoe lang zal Ik u nog verdragen?’ (Mark. 9:19). Desondanks bleef Hij Zijn roeping getrouw en zondigde Hij niet. Om de zonde van een ongelovig geslacht te kunnen verzoenen. LEZEN: JESAJA 9:1-6 ZINGEN: PSALM 131:3
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==