Bewaar het pand

BEWAAR HET PAND

Bewaar het pand Bijbelstudies over de brieven aan Timotheüs DS. W.A. ZONDAG DEN HERTOG - HOUTEN

© 2025 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3340 4 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

7 Inhoud Woord vooraf 9 1 TIMOTHEÜS 11 1. Brief voor een geliefde zoon 13 2. Geen fabeltjes 19 3. De gezonde leer 25 4. Overvloedige genade 33 5. Voorbede en dankzegging 43 6. Kennis van de waarheid 50 7. Man en vrouw in de gemeente 57 8. Zalige leerlingen 63 9. Profielschets voor ambtsdragers 70 10. Als pilaren in Gods huis 80 11. De zaligheid: een geheim – 1 85 12. De zaligheid: een geheim – 2 91 13. Een goed dienaar 96 14. Let op jezelf! 103 15. Diaconaat in de gemeente 109 16. Dorsende ossen 117 17. Het slavenjuk dragen 127 18. Echte rijkdom 134 19. Bewaar het pand! 140

8 2 TIMOTHEÜS 147 20. Tranen en troost 148 21. Een pand in de hemel 154 22. Het huis van Onesiforus 160 23. Vergeet Pasen niet! 166 24. Gouden en aarden vaten 175 25. In de laatste dagen 184 26. Schriftuurlijk onderwijs 191 27. De helm en de kroon 201 28. Mensen rondom Timotheüs 211 Aanbevolen literatuur 221

9 Woord vooraf Na het afronden van de bijbelstudies over de brieven van Johannes zocht ik naar een nieuwe uitdaging. Mijn oog viel op de twee brieven van Paulus aan zijn ‘zoon’, de jonge Timotheüs. Het zijn brieven die zijn geschreven aan een jonge belijder van het christelijk geloof. Het viel nog niet mee om een goede structuur te vinden. In de beide brieven worden immers meerdere onderwerpen aan de orde gesteld. Deels vertonen deze onderwerpen overlap, maar de kern van dit alles is de opdracht om het aan Timotheüs toevertrouwde pand te bewaren (1 Tim. 6:20; 2 Tim. 1:14). Het is een opdracht die ons allen aangaat, maar zeker jonge lidmaten die openbare geloofsbelijdenis hebben afgelegd. Uiteindelijk werden er 28 hoofdstukken geboren. Deze hoofdstukken lenen zich prima voor zelfstudie, maar ook voor bespreking in groepsverband. Om het gesprek op gang te brengen zijn daarom aan het eind van elk hoofdstuk enkele vragen of stellingen geformuleerd. Zoals de lezer van mij gewend is, heeft elk hoofdstuk een citaat. Dit keer heb ik alle citaten gehaald uit één bron, namelijk het Bijbelcommentaar van Matthew Henry. Dat bevordert mijns inziens de eenheid. Hebt u dit boek aangeschaft of gekregen, dan rest mij u te zeggen: neem het, lees het. En overdenk het. Vraag bovendien steeds de Heere of Hij het aan uw hart wil zegenen. Het is mijn wens dat ook deze bijbelstudies mogen bijdragen aan

10 het verstaan van de Schrift, ‘tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing’ (2 Tim. 3:16). Om het aan ons toevertrouwde pand te bewaren. Dordrecht, april 2025 Ds. W.A. Zondag

1 TIMOTHEÜS

13 1. Brief voor een geliefde zoon Lezen: 1 Timotheüs 1:1-5; 2 Timotheüs 1:1-12 Genade en vrede behoren bij elkaar; want de vrije genade of gunst van God is de bron of fontein van alle vrede en voorspoed die wij kunnen genieten. En wanneer deze genadige gaven de onze zijn, mogen wij hopen op vredevolle gedachten in onze harten. MATTHEW HENRY De afzender Als wij een brief ontvangen willen wij weten wie de schrijver is. Van wie krijg ik deze brief? Want de afzender bepaalt ook de mate waarin de inhoud van de brief ter harte moet worden genomen. Een brief van de belastingdienst zullen wij niet zomaar naast ons neerleggen. Maar een ‘huis-aan-huisbrief’ van een of andere winkel kan zonder problemen bij het oud papier worden gelegd. Voor Timotheüs en de gemeente(n) is het bijzonder belangrijk dat de schrijver van de brief die ontvangen wordt gezag heeft. Gezag van Godswege. En dát gezag heeft de schrijver van de brief aan Timotheüs. Het is Paulus (die eerder Saulus van Tarsen heette), die door God is geroepen om apostel te zijn. Meteen maakt hij duidelijk dat hij niet zomaar op eigen titel deze brief schrijft en het Evangelie preekt. Hij doet het als een ‘apostel van Jezus Christus’. En dat alles ‘naar het bevel van God’ (zie ook Rom.

14 1:1). Hij noemt God hier ‘Redder’ of ‘Zaligmaker’ (soteros), een naam die wij doorgaans aan Gods Zoon verbinden. Het is immers God Die mensen zalig maakt. Hoe Hij dat doet? Door Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus. Door Hem wordt God met de wereld verzoend (vgl. 2 Kor. 5:18, Kol. 1:20). Deze tweede Persoon van het Goddelijk Wezen wordt hier ‘onze Hoop’ genoemd. Dat wijst op de verwachting die er voor een christen is. Er is verwachting van Zijn tweede komst. Dán zal de grote wedergeboorte van de wereld plaatsvinden. Een wettige zoon Paulus en Timotheüs staan in een vader-zoonverhouding. Niet genetisch (hoewel hij het woord ‘gensioi’ gebruikt), maar wel geestelijk, in het geloof. Hij noemt het daarom een ‘wettig kind’. Wettig vanwege de geloofsband met Christus. Het geloof in Christus is dus de grond voor deze hechte relatie. Paulus doet dat wel vaker. Naast Timotheüs noemt hij ook Titus zijn zoon en spreekt hij over Onésimus die in de gevangenis ‘geboren’ is, ofwel tot bekering is gekomen. Het spreken over ‘mijn zoon’ betekent nog meer. Paulus wil als een vader voor Timotheüs zorgen. Met vaderlijke trouw en toewijding. Hij kent de jongeman goed. Hij weet wat er in het hart van hem leeft en wat hij nodig heeft. Daarom kan hij ook schrijven over het ‘ongeveinsd geloof dat in u is’. Het is hetzelfde geloof dat Timotheüs’ grootmoeder Loïs en zijn moeder Eunice kenden. Dat baseerde Paulus op wat Timotheüs hem over zijn zielenleven heeft verteld. Hij zag het ook aan de vruchten. Waarschijnlijk had Timotheüs een heidense vader die in zijn leven niet tot verandering is gekomen. Wie dat in ogenschouw neemt begrijpt des te meer dat Paulus een geestelijke vader voor de jongeman wilde zijn.

15 De zegengroet Het volgende wat in het begin van de brief opvalt, is de zegengroet. ‘Genade, barmhartigheid, vrede zij u van God onze Vader en Christus Jezus, onze Heere’ (vs. 2). Drie woorden vallen in deze brief – en ook in de brief aan Titus (1:4) op: genade, vrede, barmhartigheid. Wij lopen ze langs. Genade Genade, dat is voor arme, zichzelf veroordelende zondaren een woord met een gouden klank. Het is opvallend dat juist dit woordje als eerste in de zegengroet wordt genoemd. Het is de bron, de moederzegen waaruit al de andere zegeningen voortvloeien. Wie zich een zondaar voor God weet, zal hartelijk beamen dat hij alleen uit genade zalig kan worden. ‘Uit genade zijt gij zalig geworden’ (Ef. 2:8). Nee, niet uit de mens, het is Gods gave. Alles wat de Heere aan de Zijnen toezegt, verkrijgen zij uit genade. De dagelijkse onderhouding, de vergeving van zonden, de opstanding tot het nieuwe leven, de eeuwige heerlijkheid... Dat geldt ook van de vrede, het woordje dat aan het woordje ‘genade’ wordt verbonden. De toegewenste vrede kan alleen worden verkregen uit genade. Dat is onverdiend. Althans: niet verdiend door ons. Maar wél verdiend door de Heere Jezus Christus. Uit louter genade! Het vormt de kern van Zondag 7 waar het zaligmakende geloof bestaat uit kennis en vertrouwen: ‘dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil’. Barmhartigheid Het tweede woord in de groet is ‘barmhartigheid’ (vgl. Jud.:2).

16 Waar de genade laat zien dat de zegeningen van de Heere onverschuldigd aan de gelovige lezers worden geschonken, laat het woord ‘barmhartigheid’ zien waarom God genadig is, namelijk omdat Hij barmhartig is. Het is, net als rechtvaardigheid, een volmaakte deugd, een volmaakte eigenschap van God. Het klassieke doopformulier spreekt van Gods ‘grondeloze barmhartigheid’ in het redden van zondaren, in het behouden van kinderen die in zonden zijn ontvangen. Tussen haakjes: in het Grieks is het woord voor ‘erbarmen’ bijna hetzelfde als het woord voor ‘baarmoeder’, de plaats die voor een ongeboren kindje het veiligst behoort te zijn. Opkomend uit Gods erbarmen – zeg maar: Gods Vaderhart – schenkt God door het geloof in Christus de vrede die alle verstand te boven gaat. Vrede met de naasten en straks zelfs met de hele natuur en de wilde dieren. De vrede hangt onlosmakelijk samen met de liefde. Waar liefde wordt betoond en wordt ontvangen, is er vrede. Al Gods zegeningen voor ziel en lichaam, voor tijd en eeuwigheid, schenkt Hij als de grondeloos barmhartige God uit liefde. Het is het refrein van Johannes’ eerste zendbrief: God is Liefde (1 Joh. 4:16). God is de eerste – nooit andersom! – in het schenken van Zijn liefde, en wekt Zijn kinderen op tot wederliefde. Waar Hij immers liefde in het hart brengt, gaat het hart vanzelf overlopen van deze liefde. In Psalm 133 wordt dit beeld heerlijk vertolkt: ‘Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen.’ God bracht in de gave van Zijn Zoon het allergrootste liefdesoffer. Op zijn beurt gaat de ware christen eveneens liefdesoffers brengen. Dat zijn heel praktische offers hoor. Die blijven niet bij woorden, maar worden dáden. Het is de rode draad van de brief van Jakobus: voeg bij uw woord de daad. Enerzijds mag de christen passief delen in de liefde van de Drie-enige God door Zijn liefdegaven te ontvangen. Anderzijds laat de

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==