Bewaar het pand

14 1:1). Hij noemt God hier ‘Redder’ of ‘Zaligmaker’ (soteros), een naam die wij doorgaans aan Gods Zoon verbinden. Het is immers God Die mensen zalig maakt. Hoe Hij dat doet? Door Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus. Door Hem wordt God met de wereld verzoend (vgl. 2 Kor. 5:18, Kol. 1:20). Deze tweede Persoon van het Goddelijk Wezen wordt hier ‘onze Hoop’ genoemd. Dat wijst op de verwachting die er voor een christen is. Er is verwachting van Zijn tweede komst. Dán zal de grote wedergeboorte van de wereld plaatsvinden. Een wettige zoon Paulus en Timotheüs staan in een vader-zoonverhouding. Niet genetisch (hoewel hij het woord ‘gensioi’ gebruikt), maar wel geestelijk, in het geloof. Hij noemt het daarom een ‘wettig kind’. Wettig vanwege de geloofsband met Christus. Het geloof in Christus is dus de grond voor deze hechte relatie. Paulus doet dat wel vaker. Naast Timotheüs noemt hij ook Titus zijn zoon en spreekt hij over Onésimus die in de gevangenis ‘geboren’ is, ofwel tot bekering is gekomen. Het spreken over ‘mijn zoon’ betekent nog meer. Paulus wil als een vader voor Timotheüs zorgen. Met vaderlijke trouw en toewijding. Hij kent de jongeman goed. Hij weet wat er in het hart van hem leeft en wat hij nodig heeft. Daarom kan hij ook schrijven over het ‘ongeveinsd geloof dat in u is’. Het is hetzelfde geloof dat Timotheüs’ grootmoeder Loïs en zijn moeder Eunice kenden. Dat baseerde Paulus op wat Timotheüs hem over zijn zielenleven heeft verteld. Hij zag het ook aan de vruchten. Waarschijnlijk had Timotheüs een heidense vader die in zijn leven niet tot verandering is gekomen. Wie dat in ogenschouw neemt begrijpt des te meer dat Paulus een geestelijke vader voor de jongeman wilde zijn.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==