De Middelaar komt

DE MIDDELAAR KOMT

Ds. A. Moerkerken De Middelaar komt Overdenkingen rond de heilsfeiten DEN HERTOG - HOUTEN

© 2025 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3342 8 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

9 Inhoud Woord vooraf 11 Ds. J.M.D. de Heer 1. De Middelaar komt 13 Lukas 1:30, 31 2. Christus’ geboorte in Bethlehem 30 Lukas 2:6, 7 3. De komst van Christus in de wereld 48 1 Timotheüs 1:15 4. De belijdenis van Christus voor Kajafas 67 Mattheüs 26:63b, 64a 5. Alles volbracht door de Borg 84 Johannes 19:30a 6. Bij het graf van Christus 99 Lukas 24:2, 3 7. Christus ten hemel gevaren 111 Handelingen 1:9-11 8. De komst van de Heilige Geest 125 Handelingen 2:1-4 9. De weg om zalig te worden 138 Handelingen 2:21 10. De eerstelingen van Pinksteren 155 Handelingen 2:37, 38

11 Woord vooraf Een beetje onwerkelijk voelt het wel, een Woord vooraf schrijven in een boek van onze geliefde leermeester, nu wijlen ds. A. Moerkerken. We denken hierbij vooral aan zijn vrouw met haar gezin en nageslacht, voor wie op 8 oktober 2024 een grote slag viel. Vele malen verscheen er een boek van hun geliefde man, vader en opa. Vooral zijn vrouw maakte het van dichtbij mee hoe een boek tot stand kwam. In toenemende mate gebeurde dat onder de druk van een zwakker wordende gezondheid. Het correctiewerk moest steeds meer worden verdeeld over kortere tijdspannes. Nu verschijnt een eerste nagelaten geschrift. Over een treffend onderwerp, dat gedurende de gehele ambtsbediening een grote plaats had bij ds. Moerkerken. De studenten aan de Theologische School in Rotterdam hebben dat gemerkt! We kregen stencils over de prediking in de adventstijd, de lijdensweken, Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren. Steeds opnieuw leidde onze leermeester ons naar de kern van de heilsfeiten. Wat is de betekenis daarvan in het leven van de Borg? Langs welke weg heeft Hij de zaligheid verdiend? Maar daar stopte het onderwijs niet. Christus is niet alleen een Middelaar van verdienste, maar ook van toepassing. En dus was de volgende vraag wat de betekenis van de heilsfeiten voor het geloofsleven is. De orde waarin Christus de zaligheid verdiende, heeft veel te zeggen over de orde waarin Gods kinderen het nut ontvangen uit Zijn Borgwerk. De heilsfeiten hebben daarom een belangrijke plaats in het leven der genade. Wie in de Bijbel de brieven van de apostelen leest, krijgt daar veel onderwijs over. Welnu, het is onze hartelijke wens dat de Heilige Geest het onder-

12 wijs in deze bundel preken gebruikt om Christus en Zijn Borgwerk noodzakelijk, gepast en dierbaar te maken. Want, zo zingen we met de berijmde 72e Psalm, ‘hun zal een schat van zegeningen, in Hem, ten erfdeel zijn’ (vs. 9). Rotterdam, februari 2025 Ds. J.M.D. de Heer

13 – 1 – De Middelaar komt Zingen: Psalm 103:1 Lezen: Lukas 1:26-38 Zingen: Lofzang van Maria:1, 3 en 6 Zingen: Psalm 113:4 Zingen: Psalm 130:4 Geliefden, de tekstwoorden vindt u in het u voorgelezen Schriftgedeelte, Lukas 1, daarvan de verzen 30 en 31. We lezen daar Gods Woord aldus: En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie, gij zult bevrucht worden en een Zoon baren, en zult Zijn Naam heten Jezus. Wij schrijven onder onze tekst: De Middelaar komt. Met Gods hulp letten wij op drie gedachten: 1. De dienaar van de Middelaar; 2. De moeder van de Middelaar; 3. De Naam van de Middelaar. We staan stil bij de aankondiging van de geboorte van de Heere Jezus: De Middelaar komt. Ten eerste letten we op de dienaar van de Middelaar. Het is de engel Gabriël die van God gezonden wordt naar een stad in Galiléa. Ten tweede staan we stil bij de moeder van de Middelaar. Wat zegt de Schrift van haar? Welke boodschap krijgt zij van de engel? En hoe

14 reageert ze daarop? Ten slotte letten we op de Naam van de Middelaar. Dat is het laatste woord van onze tekst: ‘Jezus’. 1. De dienaar van de Middelaar ‘En in de zesde maand.’ We volgen zo het Schriftgedeelte woord voor woord. We willen uit deze bekende geschiedenis, onder biddend opzien tot de Heere, enkele dingen belichten en samen met u overdenken. ‘En in de zesde maand’, zo begint het. De zesde maand, waarvan? Wat is er een half jaar geleden gebeurd? We lezen in vers 24: ‘En na die dagen werd Elisabet, zijn vrouw, bevrucht; en zij verborg zich vijf maanden, zeggende: Alzo heeft mij de Heere gedaan, in de dagen in welke Hij mij aangezien heeft om mijn versmaadheid onder de mensen weg te nemen.’ U kent de geschiedenis van dat oude priesterechtpaar – Zacharias en Elisabet – uit het bergland van Judéa, uit de dagorde van Abía. Zij waren beiden rechtvaardig voor God, wandelende in al de geboden en rechten des Heeren, onberispelijk. Dat priesterechtpaar is zó verwonderd en eigenlijk ondersteboven geraakt door wat er in hun leven is gebeurd. Gabriël vertoonde zich aan de rechterzijde van het altaar, op die heugelijke dag waarop Zacharias het reukoffer brengen mocht in de tempel des Heeren. Plotseling stond daar die majesteitelijke hemelbode en sprak tot de oude priester: ‘Zacharias, uw gebed is verhoord.’ Welk gebed? Ach, ik denk dat die man allang niet meer gebeden heeft om een kind. Dat doe je niet meer als je oud bent. Er komt een tijd dat je als echtpaar moet zeggen: ‘Wij moeten ons erbij neerleggen; het kan nu niet meer.’ Vroeger, toen het nog kon, hadden ze er veel om gebeden. Maar nu durfden en konden ze er niet meer om bidden. Kent u dat ook? Dat u er niet meer om dúrft te bidden, en dat u er niet meer om kúnt bidden? Dat het onmogelijk geworden is? Het waren twee godvrezende mensen. Ze hebben niet alleen gebe-

15 den om een kind, hoor, maar ze hebben ook samen gebeden om de vervulling van de belofte, waar al de vromen van het oude verbond reikhalzend naar hebben uitgezien. Wat staat er van Gods kinderen van het Oude Testament? ‘De beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien en geloofd en omhelsd.’ Hun gebed ging vooral om de beloofde Christus, Die komen zou: Mijn ziel, vol angst en zorgen, Wacht sterker op den Heer’, Dan wachters op den morgen; Den morgen; ach, wanneer? Maar het werd steeds onmogelijker. Het was niet alleen onmogelijk in hun eigen leven, maar het was ook zo onmogelijk in Israël. De scepter was van Juda aan het wijken, en de wetgever van tussen zijn voeten. Nu kwam er een engel en zei: ‘Uw gebed is verhoord.’ Dan gebeurt het wonderlijke, gemeente. Als je vroeger aan Zacharias gevraagd zou hebben: ‘Wat denk je, Zacharias, zou de Heere je gebed nog verhoren?’ Dan zou hij gezegd hebben: ‘Dát geloof ik vast!’ Maar nu de Heere zegt: ‘Uw gebed is verhoord’, nu kan hij het niet geloven. Dan openbaart hij zijn ongeloof en zegt: ‘Waarbij zal ik dat weten? Want ik ben oud, en mijn vrouw is ver op haar dagen gekomen.’ Dan zegt de engel heilig verontwaardigd: ‘Ik ben Gabriël, die voor God sta!’ Gelooft u mijn woord niet? Maar dan gelooft u Góds woord niet! ‘Ik ben uitgezonden om tot u te spreken en u deze dingen te verkondigen. En zie, gij zult zwijgen en niet kunnen spreken, tot op den dag dat deze dingen geschied zullen zijn.’ Het ongeloof maakt altijd stom. Dat is nog zo. Als het ongeloof boven ligt, gaat je mond ook dicht. Of misschien praat die mond nog een poosje door. U weet wel hoe dat gaat. Lege klanken! Maar de Heere vervult Zijn woord. Zacharias komt thuis. Binnen korte tijd voltrekt zich het gadeloze wonder: zijn vrouw wordt bevrucht. Wel in de weg van de natuur, maar tóch in de weg van het wonder.

16 Zo hebben ze daar samen geleefd. Elisabet is vijf maanden in huis gebleven. Ik denk dat Zacharias ook niet veel buiten is geweest, want hij kon zijn werk niet meer doen. Wat was dan het werk van een priester? Offeren, zult u zeggen. Nee hoor, dat mocht hij maar een enkele keer in zijn leven doen; daar werd om geloot. En dat heeft hij nu mogen doen. Dat zou hij nooit vergeten. Maar het gewone werk van een priester was om onderwijs te geven uit de Bijbel. Dat kon nu niet meer. Zijn leerlingen merkten dat hij niet meer kon praten. Ja, een beetje gebaren maken, maar meer niet. Het was een wonderlijke tijd. Als er dan een half jaar voorbij is, sinds die heugelijke dag dat Elisabet bevrucht werd, gebeurt er in Nazareth een nieuw wonder. Dat bedoelt Lukas als hij schrijft: ‘En in de zesde maand’ – dus in de zesde maand van Elisabets’ zwangerschap – ‘werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galiléa, genaamd Nazareth.’ Er komen heel veel engelen voor in de kerstgeschiedenis. Gabriël in de tempel, Gabriël in Nazareth bij het jonge meisje. Later is er in Efratha’s velden een boodschapper van de hemel, wiens naam wij niet weten. Enkele ogenblikken later een menigte des hemelsen heirlegers. Weer later een engel die Jozef waarschuwt in de droom om met het Kindeke naar Egypte te vluchten. Nog weer later is er een engel die hem in Egypte vertelt dat zij, die de ziel van het Kindeke zochten, niet meer leven. Wat komen er veel engelen voor. Engelen kun je niet zien, jongens en meisjes. Het is best mogelijk dat er een engel in de kerk is, maar die kun je niet zien. Hoe kwam het dan dat Maria de engel wel zag? En hoe kwam het dan dat Zacharias die engel wel zag aan de rechterzijde van het altaar? Dat kwam omdat die engelen zich zichtbaar maakten. Misschien kan ik beter zeggen: Omdat Gód hen een ogenblik zichtbaar maakte. En als de Heere dat doet, dán kan een mens een engel zien. U kent toch de geschiedenis van Elísa wel? Op een ochtend wordt

17 hij wakker en zijn jongen gaat naar buiten. Dan ziet die jongen dat de hele berg, de hele stad, belegerd is. Die jongen weet zich van schrik geen raad. Maar dan zegt Elísa: ‘Heere, wilt U zijn ogen openen?’ Dan mag hij zien. Dan ziet hij dat die hele berg omringd is met engelen, en dat zij, die vóór de profeet zijn, meer zijn dan die tegen hem zijn. Een engel werd van Gód gezonden. U zegt: Maar als je nu een engel mag zien? Stel je nu eens voor dat wij een engel zouden mogen zien, wat zien we dan? Hoe ziet een engel er dan uit? Ja, dat is ook weer zoiets, gemeente. Dat ligt eraan. Een engel is een geest. Een engel heeft geen ziel en geen lichaam. Een geest kun je per definitie niet zien. Maar áls een engel zich vertoont en een zichtbare gedaante aanneemt, dan is dat heel verschillend. Weet je wat de wachters zagen bij het graf? De wachters bij het graf van de Heere Jezus zagen een bliksemstraal, een ontzaglijke vlam, en zij werden als doden. Weet je wat de vrouwen zagen in het graf, daar links en rechts bij de weggerolde steen? Twee jongemannen in witte klederen. Daar was geen vlam van vuur. Weet je wat Abraham zag toen hij voor zijn tent zat en de dag heet werd? Drie mannen. Op het eerste gezicht waren het gewone sterfelijke mensen die bij hem op bezoek kwamen. Hij heeft, onwetende, engelen geherbergd. Dus het ligt er maar aan hoe de engel zich openbaart, en wat de mens dan ziet. Ik weet niet wat Maria gezien heeft, het staat er niet bij. Of ze een vlam van vuur zag? Ik denk het niet. Ze werd wel bevreesd, dat wel. Maar het voornaamste is: de engel Gabriël werd van God gezonden. Hij heeft een naam, hoort u dat? De engelen hebben namen, net als wij. De Heere heeft die namen aan de engelen gegeven. Weet u hoeveel engelen er zijn? Weten jullie dat, kinderen? Zal ik je het zeggen? Ik weet niet precies het getal, maar het is een grote vermenigvuldigde som. Het zijn er duizendmaal duizenden en tienduizendmaal tienduizenden. Die engelen hebben allemaal een naam, door de Heere gegeven. Deze engel heet Gabriël. Er zijn bij

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==