7 Hoofdstuk 1 JUNI 1939 ‘Dit wordt jullie nieuwe onderkomen,’ zegt de man die het hek voor hen heeft opengedaan. Hij wijst naar de houten barakken op de kale vlakte voor hen. Hans en zijn vader lopen achter de man aan het terrein op. Hans moet uitkijken dat hij niet over zijn eigen voeten struikelt. De grond onder zijn voeten lijkt nog steeds te bewegen, nu hij nog maar net van het schip af is. In het midden staat een groter stenen gebouw. De houten gebouwtjes liggen daar in een halve cirkel omheen. Om de barakken is het erg modderig. Een jongen van een jaar of tien slaat met een lange stok in een plas met bruin water. Een meisje dat vlak achter hem staat, met een witte strik in haar donkere haar, doet gauw een stap terug. Een stukje verderop worden een aantal nieuwe barakken gebouwd. De doffe hamerklappen van de bouwvakkers klinken onafgebroken over het terrein. Het houten geraamte dat ze aan het bouwen zijn, doet Hans denken aan het skelet van een groot dier, dat met zijn poten in de modder staat. Hans hoort zijn vader diep zuchten. Blijkbaar had hij ook wat anders verwacht. Hans had gehoopt dat ze gelijk naar zijn moeder en broertje en zusjes zouden gaan, maar zijn vader had hem gewaarschuwd
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==