Tijn knikt. ‘Mag ik dan morgen weer?’ Mama schudt haar hoofd. Ze zegt: ‘Daar zal weinig van komen. Morgen komt tante Marian Mees brengen. Was je vergeten dat hij komt logeren?’ ‘O ja!’ zegt Tijn. Hij denkt even na en zegt dan: ‘Maar Mees en ik kunnen toch samen gaan?’ ‘Dat zien we morgen wel,’ zegt mama. ‘Als jullie gaan, loop ik even mee naar het asiel om te vragen of ze het goed vinden. Nu eerst heel goed je handen wassen, Tijn. We gaan zo eten.’ Aan tafel vertelt Tijn weer over het asiel. ‘De poezen zijn zo lief!’ zegt hij. ‘En ze zoeken allemaal een nieuw baasje. Misschien kunnen wij er wel eentje nemen? Zo’n schattig, klein poesje... Please, mama?’ ‘Poesie!’ zegt kleine Julia en slaat met haar lepel op de kinderstoel. ‘Poesie!’ ‘Zie je wel, Julia wil ook een poesje,’ zegt Tijn. ‘Ik zal er helemaal zelf voor zorgen.’ Maar mama schudt haar hoofd. ‘Nee Tijn, dat kan echt niet. We hebben het hier al eerder over gehad, dus begin er nu niet weer over.’ ‘Maar waarom dan niet?’ zeurt Tijn. ‘Tijn, ook dat heb ik vaker verteld. Papa is allergisch voor honden en katten. Hij wordt benauwd en gaat erg niezen en hoesten als er dieren in de buurt zijn.’ ‘Sorry jongen,’ zegt papa. ‘Geniet maar van het helpen in dat asiel. Daar heb je niet één, maar wel twintig katten om te knuffelen.’ ‘Dat is zo,’ knikt Tijn. ‘Aah... ze zijn echt lief! En de
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==