LENTE 1. Schatzoekers Het is voorjaarsvakantie. De zon schijnt en het is al lekker warm. Abel en Ella hebben even trampoline gesprongen, maar daar hebben ze geen zin meer in. Nu liggen ze buiten op een kleedje en spelen memory. Na een kwartier roept Ella: ‘Nee, Abel, je had er al twee omgedraaid!’ ‘Nietes,’ antwoordt Abel boos. ‘Welles!’ roept Ella en ze trekt aan het kleed, zodat de kaartjes alle kanten op vliegen. Mama, die de heg snoeit, roept: ‘Kom op! Geen geruzie in de vakantie! Ga lekker knutselen.’ ‘Dat hebben we al gedaan, mama!’ antwoordt Ella. ‘We kunnen niets verzinnen om te doen.’ Mama lacht. ‘Kinderen van zes jaar kunnen heus wel genoeg leuke dingen bedenken. Jullie hebben al geluk dat jullie een tweeling zijn, dan heb je altijd een vriendje om mee te spelen.’ ‘Toch weten we niets te doen,’ houdt Ella vol. ‘Ik heb een idee,’ zegt mama. ‘Waarom gaan jullie niet schatzoeken?’ ‘Schatzoeken?’ vragen Ella en Abel tegelijk. ‘Waar is de schat dan?’ ‘Die moeten jullie zoeken,’ lacht mama. 7
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==