Robrecht en de werfenis uit Mercia

7 Hoofdstuk 1 FEBRUARI 1065 ‘Vertelt u weer een keer een verhaal over vroeger, vader?’ vraagt Robrecht en hij let goed op de beweging van vaders hand. ‘Een verhaal over vroeger...’ herhaalt vader langzaam en hij krabt achter zijn rechteroor. ‘Ik weet niet of ik zo een-twee-drie iets weet.’ Maar Robrecht heeft het al gezien. Als vader achter zijn oor krabt, komt er zeker een verhaal. Heerlijk, denkt Robrecht. Vader kan zo spannend vertellen! Net of je er zelf bij bent. ‘Ik weet wel iets. Ik heb het zelf ook ooit van iemand gehoord.’ Vaders stoel kraakt een beetje wanneer hij wat onderuit gaat zitten. Dan steekt hij van wal. Een felle windvlaag valt in het strakgespannen zeil en geeft het schip nog meer snelheid dan het al had. Net een wolf die op jacht gaat. De strakgespannen touwen op het schip lijken muziek te maken nu de wind erdoorheen giert. Muziek met een onheilspellende toon. Aan de stuurboordkant van het schip staat de roerganger. Zijn indrukwekkende baard wappert in de wind en hij omklemt met zijn gespierde vuist het roer. Hij stuurt het langschip recht op zijn doel af. De boeg van het schip duikt diep in de golven en de zon, die net even door het donkere wolkendek schijnt, verandert de opspattende waterdruppels in duizenden glinsterende diamanten. En zoals een wolf nooit alleen op jacht gaat, is dit schip ook niet alleen. Honderdtwintig langschepen snijden door de golven. De schepen zijn volgepakt met woest uitziende kerels. Soms wel veertig in één schip.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==