Robrecht en de werfenis uit Mercia

9 En tegen deze plaag is niets bestand. Ter hoogte van Rouen is wel een verdedigingsmacht aanwezig. Karel de Kale, de koning van de Franken, heeft op beide oevers van de rivier troepen geplaatst. De Frankische soldaten zijn geoefende strijders en ze verweren zich dapper. Het strijdrumoer is niet van de lucht en de soldaten van Karel proberen met man en macht de wilde horden van Noormannen tegen te houden. Daarbij sneuvelen soldaten van beide partijen. ‘Odin, Odin!’ klinkt het angstaanjagend en de ene na de andere Frankische strijder stort ter aarde. De Noormannen zijn niet bang voor de dood. Sneuvelen tijdens de oorlog is juist een enorme eer. Het Walhalla wacht. ‘Maak je het niet te spannend, vader?’ zegt moeder, die bezig is met het bewerken van een wollen schapenvacht. ‘Straks kan Robrecht niet meer slapen na die enge verhalen van jou.’ Vader kijkt naar moeder en zegt met pretlichtjes in zijn ogen: ‘Ja, daar zeg je wat. Het gaat nog spannender worden, dus misschien moet ik maar stoppen.’ ‘Niks stoppen,’ protesteert Robrecht. ‘Ik ben al dertien!’ ‘Goed dan,’ zegt vader en hij knipoogt naar moeder. ‘Als het van jou mag.’ ‘Volgens mij vind je het zelf veel te leuk,’ reageert moeder plagend. Vader grijnst breed. ‘Waar was ik gebleven?’ ‘De soldaten van Karel wilden de Noormannen tegenhouden, maar dat lukte niet,’ zegt Robrecht. De Frankische verdedigingsmacht op de ene oever wordt in de pan gehakt en honderd strijders worden als offer aan Odin opgehangen op een eiland midden in de rivier. Bij deze vreselijke aanblik zakt de moed bij de Frankische troepen op de andere oever hen totaal in de schoenen. De weg naar Parijs ligt dus open. Sidderend van angst wachten de Parijzenaren de komst van dit naderende onheil af. Ze weten dat ze machteloos staan. De stad gaat geplunderd worden en dit kan alleen met losgeld worden afgekocht. Heel veel losgeld. En nadat inderdaad het enorme bedrag van zevenduizend pond zilver

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==