ALS WILGEN AAN DE WATERBEKEN
Als wilgen aan de waterbeken Ds. F. Mallan DEN HERTOG – HOUTEN 52 meditaties
Illustratie omslag: Maaike Mallan © 2025 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3352 7 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
5 Inhoud Woord vooraf 13 1. Een levende hoop – Nieuwjaar 15 En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop, die is op U. Psalm 39:8 2. Hij moet wassen, maar ik minder worden 18 Die de bruid heeft, is de Bruidegom, maar de vriend des Bruidegoms, die staat en Hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des Bruidegoms. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden. Johannes 3:29 3. Een Fontein geopend 21 En aldaar was een zeker mens, die acht en dertig jaren krank gelegen had. Johannes 5:5 4. De strijd zal niet eeuwig duren 24 En Hij zeide tot hen: Wanneer gij bidt, zo zegt: Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde. Lukas 11:2 5. Door alle onmogelijkheden heen 27 En zie, een Kananese vrouw uit die landpale komende, riep tot Hem, zeggende: Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner; mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten. Mattheüs 15:22 6. Een overblijfsel 30 Daarna hoorde ik de stem des Heeren, dewelke zeide: Wien zal ik zenden en wie zal voor Ons heen gaan? Toen zeide ik:
6 Zie, hier ben ik, zend mij heen. Jesaja 6:8 7. Eeuwig leven uit Jozefs volle voorraadschuren 33 Wij waren bevrucht, wij hadden de smarten, maar wij hebben niet dan wind gebaard; wij deden het land geen behoudenis aan, en de inwoners der wereld vielen niet neder. Jesaja 26:18 8. Een zuiver werk van Gods genade 36 Ik heb zo groot geloof zelfs in Israël niet gevonden. Lukas 7:9 9. Gaat dan heen 40 Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des Heeren geopenbaard? Jesaja 53:1 10. Een stervend leven 43 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. Jesaja 53:6 11. Trouwe, onverdiende zorg – Biddag 46 Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. 1 Petrus 5:7 12. De troost in leven en sterven – Lijdensweken 50 Jezus dan zeide tot Petrus: Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker dien Mij de Vader gegeven heeft, zal ik dien niet drinken? Johannes 18:11 13. Een Koninkrijk der waarheid – Lijdensweken 53 Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dan een Koning? Jezus antwoordde: Gij zegt dat Ik een Koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou. Een iegelijk die uit de waarheid is, hoort Mijn stem. Johannes 18:37 14. Onpeilbare diepten – Goede Vrijdag 57 Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man Die
7 Mijn metgezel is, spreekt de Heere der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. Zacharia 13:7 15. De vredegroet van vorst Immanuël – Pasen 61 Als het dan avond was op denzelven eersten dag der week, en als de deuren gesloten waren, waar de discipelen vergaderd waren, om de vreze der Joden, kwam Jezus en stond in het midden en zeide tot hen: Vrede zij ulieden! Johannes 20:19 16. Opdat zij allen één zijn 65 En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen. Johannes 17:20 17. Eeuwige en volkomen verlossing 68 Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is. Lukas 21:28 18. Een eeuwige, onuitsprekelijke zaligheid 71 Vrees niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven. Lukas 12:32 19. Een blijde boodschap 74 Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. Markus 16:16a 20. Onuitsprekelijke blijdschap – Hemelvaart 77 Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zone Gods, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. Hebreeën 4:14 21. Als wilgen aan de waterbeken 81 En zij zullen uitspruiten tussen in het gras, als wilgen aan de waterbeken. Jesaja 44:4 22. Onwrikbaar vast – Pinksteren 85 In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, na-
8 melijk het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte. Éfeze 1:13 23. De liefde vergaat nimmermeer 89 En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde. 1 Korinthe 13:13 24. Een profijtelijk leven 93 Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? 1 Korinthe 15:55 25. Een zalige ruil 96 Want die zulke dingen zeggen, betonen klaarlijk, dat zij een vaderland zoeken. Hebreeën 11:14 26. Een Verhoorder der gebeden 100 Is iemand krank onder u? Dat hij tot zich roepe de ouderlingen der gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in den Naam des Heeren. Jakobus 5:14 27. Een wandel met vermaak 103 Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander... 1 Johannes 1:7a 28. Een eeuwig wonder van genade 106 Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden; hieraan kennen wij, dat wij in Hem zijn. 1 Johannes 2:5 29. Voor eeuwig van zichzelf verlost 110 Hem nu, Die machtig is u van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijn heerlijkheid in vreugde, den alleen wijzen God onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. Judas:24 en 25
9 30. Een kinderlijk vertrouwen 114 Gij hebt mijn rechterhand gevat. Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. Psalm 73:23b en 24 31. Onnaspeurlijke wijsheid 117 Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. Psalm 73:24 32. Een evangelische waarheid 121 De goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten, de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen. De waarheid zal uit de aarde spruiten, en gerechtigheid zal van den hemel nederzien. Ook zal de Heere het goede geven, en ons land zal zijn vrucht geven. De gerechtigheid zal voor Zijn aangezicht heen gaan, en Hij zal ze zetten op den weg Zijner voetstappen. Psalm 85:11-14 33. Een metgezel van Heman? 125 Zult Gij wonder doen aan de doden? Psalm 88:11 34. Alles in allen 130 Bidt om den vrede van Jeruzalem; wél moeten zij varen, die u beminnen. Psalm 122:6 35. Ware liefde 133 Ik heb lief, die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. Spreuken 8:17 36. Enerlei hart en enerlei weg 136 En Ik zal hun enerlei hart en enerlei weg geven, om Mij te vrezen... Jeremia 32:39a 37. Eeuwige zaligheid 140 TEKEL, gij zijt in weegschalen gewogen, en gij zijt te licht gevonden. Daniël 5:27 38. Vaderlijke liefde 143
10 Ik zal de hittigheid Mijns toorns niet uitvoeren; Ik zal niet wederkeren om Efraïm te verderven; want Ik ben God en geen mens, de Heilige in het midden van u, en Ik zal in de stad niet komen. Hosea 11:9 39. Een eeuwig gewin 146 Ik zag des nachts, en zie, een Man rijdende op een rood paard, en Hij stond tussen de mirten, die in de diepte waren; en achter Hem waren rode, bruine en witte paarden. Zacharia 1:8 40. Eeuwige blijdschap 149 En de vrijgekochten des Heeren zullen wederkeren en tot Sion komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden. Jesaja 35:10 41. Eeuwige aanbidding en verheerlijking 152 En ik zal de blinden leiden door den weg, dien zij niet geweten hebben. Ik zal hen doen treden door de paden die zij niet geweten hebben; Ik zal de duisternis voor hun aangezicht ten licht maken en het kromme tot recht; deze dingen zal ik hun doen en Ik zal hen niet verlaten. Jesaja 42:16 42. Gods leiding met Zijn volk 156 Toen zeide de Heere tot Mozes: Wat roept gij tot Mij? Zeg den kinderen Israëls, dat zij voorttrekken. Exodus 14:15 43. Aanbidding en verwondering 159 En zij zeide tot den koning: Het woord is waarheid geweest, dat ik in mijn land gehoord heb van uw zaken en van uw wijsheid. 1 Koningen 10:6 44. En gij, mijn ziel, loof gij Hem bovenal 162 Toen de morgensterren tezamen vrolijk zongen en al de kinderen Gods juichten. Job 38:7 45. De Heere is de Waarachtige en de Getrouwe – Dankdag 166 Wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des Heeren zingen in
11 een vreemd land? Psalm 137:4 46. Een eeuwige volheid 169 O Fontein der hoven, Put der levende wateren, die uit Libanon vloeien! Hooglied 4:15 47. De glazen zee 172 En voor den troon was een glazen zee, kristal gelijk. En in het midden des troons en rondom den troon vier dieren, zijnde vol ogen van voren en van achteren. Openbaring 4: 6 48. Beminden om der vaderen wil 175 En het zal te dien dage geschieden, dat Ik Jeruzalem stellen zal tot een lastigen steen allen volken; allen die zich daarmede beladen, zullen gewisselijk doorsneden worden; en al de volken der aarde zullen zich tegen haar verzamelen. Zacharia 12:3 49. God met ons – Advent 179 Daarom zal de Heere Zelf ulieden een teken geven: Zie, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren en Zijn Naam Immanuël heten. Jesaja 7:14 50. Een volkomen Zaligmaker – Advent 182 Alle dalen zullen verhoogd worden en alle bergen en heuvelen zullen vernederd worden; en wat krom is, dat zal recht, en wat hobbelachtig is, dat zal tot een vallei gemaakt worden. Jesaja 40:4 51. Ere zij God – Kerst 185 Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen. Lukas 2:14 52. Een heerlijke toekomst – Oudejaar 189 Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. Openbaring 1:7
13 Woord vooraf Aan de vele boeken die al verschenen zijn van mijn vader, mag nu ook deze bundel met meditaties toegevoegd worden. Het zijn meditaties in volgorde van het kerkelijke jaar. Ze zijn samengesteld uit de nagelaten werken van mijn vader. Het overgrote deel van de meditaties is niet eerder in druk verschenen. De titel is ontleend aan meditatie 21, over Jesaja 44:4: ‘En zij zullen uitspruiten tussen in het gras, als wilgen aan de waterbeken.’ Hartelijk dank ik Anthon Bel voor zijn waardevolle adviezen en taalkundige begeleiding. Ook dank aan Anthony Fokker, die het geheel nog een keer zorgvuldig inhoudelijk heeft nagezien. Maar bovenal dank aan de Heere, Die mij de moed en kracht gaf om dit werk ter hand te nemen. Bij het samenstellen van de meditaties kwam het volgende voorval in mijn gedachten: het was op een zondagmorgen, we dronken koffie na de kerkdienst bij ons thuis. Er was bediening geweest van het Heilig Avondmaal, en iemand maakte een enigszins geringschattende opmerking: ‘Nou, die en die ging ook aan het Avondmaal.’ Prompt antwoorde mijn vader kortaf: ‘Het Avondmaal is niet voor goeie mensen!’ Die uitspraak van mijn vader was kenmerkend voor zijn prediking en vindt u terug in de meditaties. Het Evangelie is niet voor nette, hoog bekeerde mensen, niet voor de hoge bomen op de Libanon, maar voor de
14 mirten in de diepte, voor de afgeknotte wilgen, voor de grootste der zondaren. Zou het geen eeuwig wonder zijn als deze meditaties zo tot onderwijs, bemoediging en vertroosting mogen zijn ’op de reis door dit moeitevolle leven’, zoals mijn vader dan zei? Alblasserdam, 5 augustus 2025 Maaike Mallan
15 – 1 – Een levende hoop – Nieuwjaar En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop, die is op U. PSALM 39:8 Met deze uitroep geeft de dichter te kennen dat alle verwachtingen van dit aardse leven hem waren ontvallen. Daar is een mens niet zomaar. De tegenheden en de verdrukkingen hebben er bij de dichter toe moeten dienen dat hij tot deze uitroep is gekomen. We zijn allemaal zelfverzorgers geworden door onze diepe val. We verwachten het niet van de Heere. We hebben wel onze roeping hier in dit leven te vervullen, maar we moeten ons toch wel goed voor ogen stellen dat al ons werk tevergeefs is als het niet door God gezegend wordt. Veel teleurstellingen doen zich in ons leven voor. Maar als we dan tot die uitroep mogen komen: ‘En nu, wat verwacht ik, o Heere?’ dan zijn we er voor onszelf goed mee. De dichter laat ons hier horen waarvan hij zijn verwachting niet had. Zijn verwachting is niet van het leven, maar hij mocht zijn verwachting van de Heere hebben. Want hij zegt: ‘Mijn hoop, die is op U.’ Wat had hij dan voor hoop? Een hoop op een toekomst hiernamaals, op een eeuwige zaligheid. Het is zo noodzakelijk dat we ook zo’n hoop mogen hebben. Een gegronde hoop. Van nature mist een mens zo’n gegronde hoop. We hebben verwachtingen
16 van dit leven. Zonder hoop en verwachting kan een mens niet leven. We moeten altijd ergens op aan werken. We hebben nog wel een hoop dat we bekeerd zullen worden. Maar als wij denken dat we nog wel bekeerd kunnen worden, is dat een bewijs dat we nog op de brede weg zijn. Want als u op de smalle weg komt, dan kunt u niet meer bekeerd worden. Ook nu we het nieuwe jaar zijn ingegaan, hebben we u te wijzen op de noodzakelijkheid van een nieuwe geboorte. Dan zien we dat de wereld voorbijgaat met al haar begeerlijkheid. Dan gaan we de ijdelheid zien van alles wat van dit leven is. Maar dan zien we ook onze armoede buiten de enig geldende gerechtigheid, die ons alleen kan redden van de dood. Daar werkt de Heere op aan bij al Zijn volk, opdat er een levende en gegronde hoop in het hart verwekt zal worden op een eeuwige zaligheid hiernamaals. Er is bij een mens, ook als God hem bekeert, nog zoveel ijdele hoop. Hij zoekt nog een weg ten leven in een verbroken werkverbond, maar die weg is er niet meer. Dat zullen we bevindelijk aan de weet moeten komen. Op dat plekje weet God een mens wel te brengen, dat al zijn gerechtigheden hem ontvallen als een wegwerpelijk kleed. Dan zal het zo’n eeuwig wonder worden, als de Heere daar het dal van Achor stelt tot een deur der hoop. Als Hij daar een mens heeft doen geloven dat Hij nu een God van enkel genade en van volkomen zaligheid voor zo’n schuldig schepsel wil zijn, en dat door een rechte weg, door Hemzelf geopend in die gezegende Persoon van de Middelaar. O, dat verwekt een levende hoop in de ziel. Dan kan men nog zalig worden. Nu horen we de dichter zeggen: ‘En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop, die is op U.’
17 We hopen dat er ook dit jaar nog mensen tot God bekeerd zullen mogen worden. Dat er nog eens mochten zijn voor wie het werkelijk buiten hoop wordt. Dat we God eens in de handen zouden mogen vallen als een schuldige. Dat we er ook eens getuigenis van zouden mogen geven, hoe er een levende hoop in de ziel verwekt was en dat men een hoop buiten zichzelf heeft gekregen in die Persoon van de Middelaar. Het zou zo verblijdend zijn om dat eens te mogen zien. We zijn het nieuwe jaar weer ingegaan. We hebben de jaarwisseling weer mee mogen maken. Het kan onze laatste jaarwisseling wel zijn. Men wenst elkaar het beste toe. Maar om ontbonden te worden en met Christus te zijn, dat is zeer verre het beste. Het is toch niet te zeggen wat de Kerk tegemoet gaat. Het is niet uit te spreken wat een zaligheid God Zijn Kerk heeft bereid. Daarom zal het voor ons allen nodig zijn dat wat in het hart van de dichter leefde, ook bij ons te vinden zal mogen zijn: ‘En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop, die is op U.’
18 – 2 – Hij moet wassen, maar ik minder worden Die de bruid heeft, is de Bruidegom, maar de vriend des Bruidegoms, die staat en Hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des Bruidegoms. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden. JOHANNES 3:29 Met welk een treffend beeld heeft Johannes de Doper het doel en oogmerk van zijn prediking in onze tekst aangegeven. Hij spreekt over de bruid en de Bruidegom. De nauwe vereniging die er is tussen Christus en Zijn Kerk wordt ons in de Schrift verschillende malen voorgesteld door het beeld van de nauwe vereniging die er is tussen man en vrouw. In Psalm 45 wordt er gesproken van Christus als die hemelse Bruidegom en van Zijn Kerk als de bruid. Daarom noemen we Psalm 45 wel een geestelijk bruiloftslied. We denken verder aan het Hooglied van Salomo. En ook in de Openbaring aan Johannes wordt van de Kerk gesproken als de bruid des Lams. Nu heeft Johannes gezegd: ‘Die de bruid heeft, is de Bruidegom…’ De Bruidegom heeft die bruid dus al. Daar heeft Hij Zelf op gewezen in Zijn Hogepriesterlijk gebed. We horen hem in
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==