Als wilgen aan waterbeken

18 – 2 – Hij moet wassen, maar ik minder worden Die de bruid heeft, is de Bruidegom, maar de vriend des Bruidegoms, die staat en Hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des Bruidegoms. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden. JOHANNES 3:29 Met welk een treffend beeld heeft Johannes de Doper het doel en oogmerk van zijn prediking in onze tekst aangegeven. Hij spreekt over de bruid en de Bruidegom. De nauwe vereniging die er is tussen Christus en Zijn Kerk wordt ons in de Schrift verschillende malen voorgesteld door het beeld van de nauwe vereniging die er is tussen man en vrouw. In Psalm 45 wordt er gesproken van Christus als die hemelse Bruidegom en van Zijn Kerk als de bruid. Daarom noemen we Psalm 45 wel een geestelijk bruiloftslied. We denken verder aan het Hooglied van Salomo. En ook in de Openbaring aan Johannes wordt van de Kerk gesproken als de bruid des Lams. Nu heeft Johannes gezegd: ‘Die de bruid heeft, is de Bruidegom…’ De Bruidegom heeft die bruid dus al. Daar heeft Hij Zelf op gewezen in Zijn Hogepriesterlijk gebed. We horen hem in

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==