Edelstenen

15 15. Al probeer je God uit je leven te bannen, dan lukt je dat nooit; want God ziet je altijd. 16. Je afkomst (of uit wie je bent geboren) maakt je nooit meer of minder aanvaardbaar voor God. 17. God is geduldig in Zijn straf. Hij schiep de wereld in zes dagen, maar Hij verwoeste die in veertig dagen. 18. Je kent God niet op de goede manier als je Hem niet in Christus kent. 19. Je veracht God als je genoeg hebt aan je eigen plezier. 20. Als God tegen je is, kan niets je redden. 21. Je kunt niet uit Gods almacht rennen, wel naar Hem toe rennen. Je kunt niet vluchten voor Zijn recht, wel vluchten naar Zijn genade. 22. Gods goedheid laat Zijn glorie zien. Hij roept je op om Hem meer te kennen uit de glorie van Zijn genade dan uit de glorie van Zijn regering.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==