Bij Uw altaren

BIJ UW ALTAREN

Ds. D. de Wit DEN HERTOG - HOUTEN Bij Uw altaren 52 MEDITATIES

© 2025 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3355 8 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

7 Inhoud 1. De Heere regeert (nieuwjaar) 11 Psalm 93:1a 2. Henochs wandel met God 14 Genesis 5:24 3. Zo zal uw zaad zijn 18 Genesis 15:5 4. De Heere bezocht Sara 21 Genesis 21:1, 2 5. Hij, Die uit het water trekt 24 Exodus 2:10m 6. De Ebal en de Gerizim 27 Jozua 8:30 7. De vreugde van hun heer 30 Mattheüs 25:29 8. De farizeeër en de tollenaar 34 Lukas 18:10 9. De verhoogde slang 37 Numeri 21:8 10. De Leraar ter gerechtigheid (Biddag) 40 Joël 2:23m 11. De Profeet gedood te Jeruzalem 43 Lukas 13:31 12. Nog andere schapen 47 Johannes 10:16 13. De beker van Gods toorn aan de lippen van Christus 50 Mattheüs 26:39

8 14. Het vierde kruiswoord (Goede Vrijdag) 54 Mattheüs 27:46 15. Discipelen in het lege graf (Pasen) 57 Johannes 20:6-9 16. Christus bij een treurend volk na Pasen 60 Lukas 24:21 17. Christus en Zijn onderwijs na Pasen 63 Lukas 24:26 18. De openbaring van de Middelaar na Pasen 66 Lukas 24:30, 31 19. Het is de Heere! 69 Johannes 21:7a 20. Sterven en leven met Christus 72 Galaten 2:20a 21. Christus’ hemelvaart in Zijn ambten (Hemelvaart) 75 Handelingen 1:9 22. De Heilige Geest en de prediking (Pinksteren) 78 Handelingen 2:1-4 23. De Geest der genade en der gebeden 81 Zacharia 12:10 24. Het water komt van Boven 85 Jesaja 44:3m 25. De prediking in Christus’ Naam 88 Lukas 24:47 26. De zaligheid in geen ander 91 Handelingen 4:12 27. De noodzaak van de Heilige Geest 94 Romeinen 8:9 28. Ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs 97 Hebreeën 12:1, 2 29. Christus’ klop op de deur 100 Openbaring 3:20

9 30. Een lied in de voorhoven des Heeren 103 Psalm 84:1 31. Lieflijke woningen 106 Psalm 84:2, 3 32. Bij Uw altaren 109 Psalm 84:4, 5 33. Van kracht tot kracht 112 Psalm 84:5-8 34. Een pelgrimsgebed 115 Psalm 84:9, 10 35. In Uw voorhoven 118 Psalm 84:11-13 36. Mijn hulp is van de Heere 121 Psalm 121:2a 37. Het paslood 124 Amos 7:8a 38. Ontkoming voor Jakobs huis 127 Obadja:17a 39. Als uit het graf weer opgevoerd 130 Jona 2:6 40. De Doorbreker 133 Micha 2:12, 13 41. De Heere is goed 136 Nahum 1:7 42. Heere, behoud Uw werk 139 Habakuk 3:2 43. Een ellendig en arm volk 142 Zefanja 3:12 44. De rechtvaardigheid Gods in het Evangelie 145 geopenbaard (Reformatie) Romeinen 1:16, 17

10 45. Waar zijn de negen? (Dankdag) 149 Lukas 17:15, 16 46. De grote en vreselijke dag des Heeren 153 Maleachi 4:5, 6 47. Licht voor een volk in duisternis 156 Mattheüs 4:16 48. Mijn dag gezien 159 Johannes 8:56 49. God, mijn Zaligmaker 162 Lukas 1:46, 47 50. ...en wond Hem in doeken... (Kerst) 166 Lukas 2:7a 51. De heerlijkheid des Heeren aanschouwd 169 Johannes 1:14 52. Dagen tellen (oudjaar) 172 Psalm 90:11, 12

11 1. De Heere regeert Nieuwjaar De Heere regeert... PSALM 93:1A Psalm 93 is een van de psalmen die spreekt over de Godsregering. Psalm 97 en 99 beginnen met dezelfde woorden. Die Godsregering is het overwegen waard bij de wisseling van het jaar. Wanneer we terugblikken in het jaar dat achterligt, dan is er zoveel gebeurd. Er zijn grote zorgen vanwege de oorlogen in de wereld. In het achterliggende jaar zijn er wetten aangenomen die indruisen tegen Gods Woord en wet. In het geheel van de kerk verschuift er ook zoveel. Zaken die altijd volkomen vast hebben gestaan, zoals het ambt dat toebehoort aan de man en de plaats die Gods Woord behoort te hebben, staan ter discussie. Wat is er veel gebeurd in persoonlijke levens. Ingrijpende zaken. Er zijn er onder ons met een stil verdriet omdat een geliefde is heengegaan. Wat moet er dan onbeschrijfelijk veel achtergelaten worden in het achterliggende jaar. Anderen hebben zorgen vanwege de inkomsten of het werk. Zorgen zijn er in gezinnen. Ernstige boodschappen moesten worden ontvangen. En als naar het nieuwe jaar wordt geblikt, is het hart soms zo vervuld met zorg. Zeker, er zijn ook verblijdende zaken geweest. De Heere gaf de kinderzegen, jonge mensen mochten in het huwelijk treden, jubilea zijn herdacht, de Heere gaf nog ambtsdragers, de huisbezoeken en de catechisaties mochten hun voortgang hebben en vooral: de prediking van Gods Woord mocht er nog zijn. Het valt álles onder die grote Godsregering.

12 Psalm 93 stelt de Heere voor als bekleed met hoogheid en sterkte. Wat is Hij in Zijn regering bekleed met majesteitelijke heerlijkheid, állerhoogst! Zo is Hij omgord, gereed in Zijn almacht om te regeren. Het is gebleken in de schepping en in Zijn onderhouding. Bij de schepping is Zijn troon bevestigd. Zo onwankelbaar! De dichter roept het uit: ‘Gij zijt van eeuwigheid af.’ Eerst heeft hij teruggedacht aan het ‘in den beginne’. Vóór de tijd was de Heere er echter ook al. Hij is de eeuwige Koning! Daartegenover hoort de psalmdichter op de aarde de rivieren bruisen. In de Betuwe is bekend welke kracht de rivieren kunnen hebben. Als de wateren zich verheffen, kijken we bezorgd naar de dijken. Zullen ze het houden? Er is zoveel kracht in dat verheffende water. De dichter hoort het bruisen. ‘De rivieren verheffen haar aanstoting.’ De krachtige golven worden steeds hoger en ze klappen tegen de rotsen. Als het water zo hoog komt dat het dijken doet doorbreken of als het eroverheen slaat, wordt de nietige mens meegesleurd in de rivieren die zich verheffen. Wat zijn we dan klein, krachteloos, machteloos. Nu heeft deze Psalm iets moois. Dat valt pas op als we de regels in vers 3 onder elkaar schrijven: ‘De rivieren verheffen, o Heere, De rivieren verheffen haar bruisen; De rivieren verheffen haar aanstoting.’ Wanneer we aan de linkerkant van beneden naar boven lezen, staat er steeds ‘de rivieren’. Wanneer we aan de rechterkant van beneden naar boven lezen, staat er aanstoting, bruisen en daarbóven ‘o Heere’. De Naam van de Heere staat bóven het bruisen en de aanstoting van de rivieren. Zo is dat ook te horen in vers 4: ‘Doch de Heere in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee.’ We zeggen het weleens: de Heere staat overal boven. Dat is zo waar. Maar is het niet juist in de grote nood van het omkomen dat de roep naar boven gaat: ‘O, Heere’? Dan kan

13 er maar van één kant verlossing komen. Daar klinkt ook de troost van het: ‘Doch de Heere’. Het is groot als dit in tijdelijke noden en zorgen een plaats verkrijgen mag. Het is echter van zo’n uitnemende waarde als de Heere ons laat kennen dat we krachteloos en machteloos zijn. Psalm 130 zingt daarvan: ‘Uit de diepten roep ik tot U, o Heere.’ Daar ziet het woordje ‘diepten’ ook op diepe wateren. Voor Farao was het een voor eeuwig omkomen in de diepten! Een ontdekte zondaar roept uit de diepten tot de Heere, voor Wie hij niet kan bestaan. Hij blikt omhoog en ziet: ‘Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.’ Dat kan nu alleen van Boven komen! Zo zingt Psalm 93 dat deze Heere in Zijn Godsregering, die Hij in gunst openbaart in de Zoon Zijner liefde, van de Vader in de wereld gezonden, zorgt voor de heiligheid van Zijn huis ‘waarmee Gij uw kinderen versiert’, zegt kanttekening 10. Dat staat in Zijn getuigenissen, die zeer getrouw zijn. Het is Zijn Woord, zeggen onze statenvertalers, dat de Heere gegeven heeft, ‘om te betuigen dat Gij onze God zijt’. Dat is nu alleen te verklaren in die enige Naam: Immanuël, God met ons. Zó gaat dat werk van de Heere onwederstandelijk voort. Door Zijn Geest bouwt Hij Zijn huis, steen voor steen. Hoe de rivieren ook bruisen en aanstoten, de Heere Die boven alles staat, zál ervoor zorgen dat Zijn Sion wordt toegebracht. Dat is de gegronde verwachting, ook voor het nieuwe jaar. Hij heeft er in Christus voor gezorgd dat Zijn Sion gewassen wordt van al die vuile zonden. O, dat witte kleed van Christus dat gelegd wordt op een doodschuldig volk! Het is ‘tot lange dagen’! Eens zal dat aanbreken, bij het sterven van Gods kinderen naar de ziel, bij de wederkomst van Christus naar ziel en lichaam. Dan komen Gods kinderen thuis en staan ze gewassen en gereinigd eeuwig voor de troon van God. Daar heeft de Heere, Die boven alles staat, Zijn Naam aan verbonden! Zijn getuigenissen zijn zeer getrouw.

14 2. Henochs wandel met God Henoch dan wandelde met God; en hij was niet meer, want God nam hem weg. GENESIS 5:24 Henoch staat in het boek van Adams geslacht. Toen Seth geboren werd, zag Adam: dit is een zoon naar mijn beeld en mijn gelijkenis. Seth was een kind des toorns. Dat vertelt dit boek. In het boek van Adams geslacht staat ook steeds: ‘en hij stierf’. Daar werd in het geslacht van Kaïn niet aan gedacht (Gen. 4:17-24). Het boek van Adams geslacht predikt ook een groot wonder. Waar de belofte in Genesis 3:15 van het Zaad, ziende op Christus, geklonken had, was de vervulling ervan zo onmogelijk geworden. De Heere heeft nu echter Seth, ‘een ander zaad voor Abel’ (Gen. 4:25), gegeven. Dat mocht Eva zien. Zo trok de Heere tóch de draad tot op Christus weer door. Steeds wordt één zoon genoemd, naast alle andere zonen en dochters die geboren worden. En in díe lijn wordt Henoch geboren. Hij was een zoon van Jered. Ook bij zijn vader klinkt het refrein van dit boek: geboren – aantal jaren leven – geboorte zoon – nog een aantal jaren leven – sterven. Zo gaat het in eerste instantie ook bij Henoch: Henoch werd geboren. Hij leefde vijfenzestig jaar. Hij gewon Methúsalah. Nu zou, normaal gesproken, volgen: En Henoch leefde, nadat hij Methúsalah had gewonnen... In plaats van leefde staat er: ‘Henoch dan wandelde met God’. Dat was zijn leven. Er is bij de geboorte van Methúsalah een wonder in het leven van Henoch gebeurd. Ook hij was een kind van Adam, een kind des toorns. Nu wandelt hij met God. Er heeft een nieuwe geboorte plaatsgevonden. Dat is in het leven van

15 Henoch openbaar gekomen. Samen met God wandelen, kan alleen als we wandelen op de weg waarop de Heere ook wandelt. Zo heeft de Heere bestraffend tegen Abraham gezegd in Genesis 17:1: ‘Ik ben God de Almachtige; wandel voor Mijn aangezicht en zijt oprecht.’ De kanttekenaar zegt hierbij: ‘Zonder geveinsdheid, en met een oprecht hart Mij vertrouwende, en Mij als in Mijn tegenwoordigheid vrezende’. Het is een wonder als een kind aan de hand van zijn vader wandelt. Het was, zo zegt de kanttekening bij de tekst uit Genesis, een afgezonderd leven van de goddeloosheid en boze zeden van de wereld. Het is om jaloers op te worden. In vers 24 staat nog een keer dat Henoch met God wandelde. Nu wordt het niet gevolgd door ‘en hij stierf’. Bij Henoch staat: ‘en hij was niet meer, want God nam hem weg’. Paulus gebruikt in Hebreeën 11:5 een woord voor wegnemen dat de betekenis in zich heeft van ‘overgezet’. Henoch werd door zijn Vader als een kind opgetild en overgezet van de aarde naar de hemel. Dat zal wat geweest zijn voor bijvoorbeeld zijn aardse vader die op dat moment nog leefde. Opeens was Henoch niet (meer). Heeft Henoch zo netjes geleefd, dat hij op grond daarvan weggenomen en tot de Heere opgetild werd? Nee, want dan zou Noach, van wie ook gezegd wordt dat hij met God wandelde, ook weggenomen zijn zonder te sterven. Paulus legt het uit in Hebreeën 11:5 en 6. Henoch heeft vóór zijn wegneming getuigenis gehad dat hij God behaagde. Paulus zegt daarbij: ‘Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen.’ Daar lag het geheim. Door het geschonken geloof dat de Heere in de wedergeboorte inplant, geloofde Henoch dat God is, dat wil zeggen: zoals Hij Zich in Zijn Woord openbaart. Dát is blijkbaar gebeurd toen zijn zoon geboren werd. Daarom sprak Henoch ook over Gods gericht (Judas:14, 15). We mogen daarbij denken aan de zondvloed die ook daadwerkelijk gekomen is. Judas past het toe op de wederkomst van

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==