Goede raad voor een bekommerd hart

14 verbonden dat ze voor beroepen bedankten? Die nauwe verbondenheid geldt in elk geval voor Appelius zelf. Al vanaf het begin van zijn ambtsbediening gaf God de blijken dat Hij in de gemeente wilde werken, zo schrijft hij in zijn woord vooraf van de prekenbundel Aanmerkingen over ’t regt gebruik van ’t Evangelie. Zegen In de tweede bundel, Vervolg van aanmerkingen over ’t recht gebruik van ’t Evangelie, die in 1762 het licht zag, was zijn dank over Zuidbroek nog krachtiger. In de aanspraak aan zijn gemeente kon hij tot zijn verwondering schrijven: ‘Ook hebbe ik hier genen tyd gehad dat de Heer met Zynen zegen, geweken zoude zyn. Ik ontmoete gedurig, onder oude of jonge, enige zielen, daar de Heilige Geest het aanvanglyk werk van overtuiging, of van levendmakinge tot geloof verrigt, of daar hy Gods kinderen onderwyst, in ‘t geen zy nog niet geweten hadden, dezelve bestraft, wederhaalt, voortleidt of vertroost.’ Zuidbroek was dan ook een ‘Bethel’ voor Appelius, een gemeente waarvan hij in 1761 al overtuigd was dat hij deze tot zijn dood toe zou blijven beminnen. En dat is ook gebeurd! De zegen die Appelius in Zuidbroek mocht ontvangen, was ook de oorzaak dat hij erg verblijd was dat hij in mei 1758 mocht bedanken voor een beroep uit Leeuwarden. Kort voordat hij – voor hem onverwacht – dit beroep kreeg, had hij tijdens het pastorale werk in Zuidbroek ‘zulk ene vatbaarheid voor de waarheid laten bespeuren, die my tot een blyk verstrekte, dat,

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==