9 Hoofdstuk 1 ‘Wat is het hier saai,’ zegt Eva. ‘Saai?’ herhaalt Tamar verbaasd. ‘Ja,’ zegt Eva met nadruk. ‘Moet je kijken.’ Ze spreidt haar armen uit alsof ze de hele eettafel wil vastpakken en gooit daarbij bijna haar glas water om. ‘Iedereen is weg.’ ‘Nou, iedereen...’ zegt haar tweelingzusje Hanna. ‘Jij, ik, mama en Tamar zijn er nog. Dat is toch niet iedereen?’ ‘Nou ja, bijna iedereen. Moet je kijken hoeveel lege stoelen er nu zijn,’ moppert Eva. ‘Ik vind het helemaal niet leuk dat Micha en Michel samen met Lars op kamers zijn gaan wonen. Nu Lydia ook in Enschede studeert, eet ze heel vaak niet thuis. Opa is uit eten met een vriend en papa staat in de file. Dat is toch supersaai?’ Mama schept nog wat sla op en prikt een stukje tomaat aan haar vork. ‘We zijn nu inderdaad maar met z’n viertjes en dat zijn we niet gewend, maar ik vind het ook weleens gezellig zo. Jij niet?’ Vragend kijkt ze Eva aan. Die haalt haar schouders op. ‘Ik vind het leuk als iedereen er is en we met elkaar lachen en praten en zo.’ ‘Dat snap ik wel. Het is veel stiller aan tafel,’ zegt Tamar. Ze weet dat haar zusje van drukte houdt. Hanna is veel rustiger. Toch is de tweeling onafscheidelijk. ‘Precies,’ knikt Eva. ‘Ik vind het op zich wel gezellig, hoor. Het ligt niet aan jullie.’ ‘O, gelukkig,’ mompelt Hanna, terwijl ze dramatisch met haar ogen rolt. Daar moeten ze allemaal om lachen. Tamar bedenkt dat ze tegenwoordig bijna nooit meer met z’n allen aan tafel zitten, maar dat
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==