Herman Wilbrink DEN HERTOG - HOUTEN
AVI M6 © 2025 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3364 0 Illustraties: Adri Burghout Foto achterkant: Patrick Balster Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
5 Hoofdstukken 1. Brand in de nacht – 7 2. Aan het werk – 16 3. Keuring – 29 4. Een heftige dag – 41 5. Brandveilig leven – 52 6. Niet te vertrouwen... – 59 7. Wietplantage – 73 8. Mee met de blusboot – 86 9. Dreiging – 95 10. Explosiegevaar – 106 11. Angst – 115
7 een Brand in de nacht Sander schiet overeind. Met grote ogen kijkt hij om zich heen. Buiten klinkt een sirene. Zijn slaap is meteen verdwenen. Een vreemde gloed schijnt door de gordijnen de slaapkamer in. Hij smijt het dekbed van zich af en loopt naar het raam. Als hij het gordijn opzijtrekt, ziet hij meteen wat er aan de hand is. Iets verderop in de straat staat een huis in brand! Grote vlammen slaan naar buiten. ‘Watisser?’ klinkt de slaapdronken stem van Rachel achter hem. ‘Dat huis daar staat helemaal in de gloria.’ Het geluid van de sirene komt snel dichterbij. Vlug pakt Sander zijn telefoon van zijn nachtkastje en grist in het donker zijn kleren van de stoel. Hij trekt zijn broek over zijn pyjama aan en loopt al hinkelend naar de deur. Rachel knipt het bedlampje aan. ‘Wat ga je doen?’ Ze komt slaperig overeind. Sander rukt de deur open en probeert tegelijkertijd zijn trui over zijn hoofd te krijgen. ‘Kijken of ik kan helpen.’ Met een bonk stoot hij zijn hoofd tegen de deur. Rachel mompelt iets, maar Sander hoort het al niet meer. Hij rent naar de trap en dendert naar beneden. Wat balen dat de
8 pieper1 ’s nachts van Rachel altijd uit moet, anders had hij veel eerder van deze brand geweten. De blauwe flitslichten weerkaatsen al op de muur van de hal. Vliegensvlug schiet Sander zijn schoenen en jas aan en doet de deur van het slot. Buiten klinken sirenes en het geknetter van de vlammen. Hij ziet nog net hoe de tankautospuit van brandweer Apeldoorn voor het brandende huis stopt en dat zijn collega’s snel uitstappen. De hoogwerker draait ook de straat in. Dit is het werk waarvoor je bij de brandweer gaat! Balen dat zijn ploeg geen dienst heeft, maar misschien kan hij nu ook helpen. Brand in zijn eigen straat is nog niet eerder voorgekomen. Hij zwaait naar zijn collega’s in de hoogwerker en holt naar de tankautospuit toe. Twee collega’s rollen net een O-bundel2 af. Dennis is chauffeur. Hij sluit de slang op de tankautospuit aan en loopt naar de pomp. ‘Môgge,’ groet Sander. Dennis kijkt niet meteen op, maar zorgt eerst dat de pomp begint te ronken. Dan kijkt hij op naar Sander. ‘Hé gast. Jij bent er snel bij. En môgge? Het is nog maar tien over twaalf, man. Ik lag net op bed.’ Sander kijkt verbaasd. Dat verklaart ook waarom de brandweer met de sirene kwam aanrijden. ‘Zo vroeg nog maar? Ik lag zelf op tijd op bed, want ik heb morgen dienst.’ ‘Beste fik, jongen,’ antwoordt Dennis, terwijl hij de lichtmast 1 Ook wel pager genoemd. Apparaat waarop de alarmeringen te zien zijn. 2 Een O-bundel is een opgerolde, flexibele lagedrukslang. Door de wijze waarop de slang is opgerold is deze erg snel inzetbaar. Een O-bundel kan wel 400 liter water per minuut geven.
9 omhoogzet. ‘Marcel heeft al opgeschaald naar middelbrand, dus de TS3 van De Maten komt er ook zo aan.’ Een politieauto stopt met piepende banden achter hen en agenten springen naar buiten. Binnen de kortste keren staan er meerdere politieauto’s en een ambulance in de straat. Ook de Officier van Dienst van de brandweer komt ter plaatse. Overal gaan deuren open en nieuwsgierige buurtbewoners komen naar buiten. Een agent komt aanlopen met een rol rood-wit lint in zijn handen. Hij wenkt Sander naar achteren. ‘Zou u achter het lint willen plaatsnemen?’ Sander wil reageren, maar Dennis is hem voor. ‘Hij is een collega en helpt mij,’ roept hij. De agent steekt zijn duim op en loopt door. Sander grijnst en kijkt naar het brandende huis. De vlammen die naar buiten sloegen, zijn al een eind teruggedrongen door zijn blussende collega’s. Achter de gebroken ruiten is nog wel een oranje gloed te zien. De hoogwerker is afgestempeld en de korf gaat naar boven. De tankautospuit van De Maten komt aangereden. In opdracht van de OvD4 wordt de auto iets verder doorgereden. ‘Hé Sander.’ Bevelvoerder Marcel slaat de flappen van zijn helm dicht. ‘Dit was voor jou een mooie thuiswedstrijd geweest.’ Sander knikt. ‘Ja, balen dat ik nu geen dienst heb, maar ik kom jullie helpen, hoorde ik net van Dennis.’ ‘Die agent wilde Sander al wegsturen,’ grinnikt Dennis. Marcel komt naast Sander staan. ‘Heb je de knal gehoord?’ 3 Tankautospuit 4 Officier van Dienst – heeft de leiding over een inzet met meer dan twee tankautospuiten.
10 vraagt hij zachtjes. Sander kijkt Marcel verbaasd aan. ‘Nee, niks gehoord.’ ‘Wat?’ reageert de bevelvoerder verwonderd. ‘Heb je niks gehoord? Het moet een gigantische knal geweest zijn. De melder vertelde de centralist van de meldkamer dat het leek alsof er een bom ontplofte. Hij zei dat het huis meteen in vuur en vlam stond.’ Nu pas valt het Sander op dat de ruiten van de woning naast het brandende huis ook kapot zijn. Hoe kan hij geen knal gehoord hebben en wel wakker zijn geworden van de sirenes? ‘Ik spreek je!’ Marcel loopt snel naar een brandweercollega die net de woning uit komt. Gespannen kijkt Sander naar het huis. Hij rilt. Het komt niet alleen door de nachtelijke kou. Dit gevoel kent hij nog van de keren dat hij als puber achter de brandweerauto’s aanfietste. Aan het werk is hij gewend, maar dit keer voelt het anders. Alsof hij weer helemaal toeschouwer is. Zijn blik glijdt naar de korf van de hoogwerker. Van bovenaf wordt een flinke straal water op het dak gericht. De oranje gloed neemt snel af, maar van de woning zal weinig meer over blijven. ‘Sander, wil jij de pomp even in de gaten houden?’ Dennis kijkt hem vragend aan. ‘Doe ik,’ antwoordt Sander en hij loopt terug naar de tankautospuit. ‘Ik ga op zoek naar een ondergrondse brandkraan,’ vertelt Dennis. ‘We hebben meer water nodig.’ Sander wijst naar een put. ‘Daar zit er een.’ Dennis steekt zijn duim op. ‘Fijn, zo’n alerte buurtbewoner.’ Grijnzend trekt Sander een slang uit de auto. Dat weet hij dan weer wel!
11 Dennis pakt het opzetstuk en een kraansleutel en loopt naar de put. Hij opent het deksel van de brandkraan en steekt er het opzetstuk in. Sander rolt vanaf de tankautospuit de slang naar zijn collega toe. De slang wordt door Dennis aan het opzetstuk gekoppeld en Sander maakt het andere uiteinde aan de tankautospuit vast. Dan steekt hij zijn duim op naar Dennis. De slang bolt snel op. Sander drukt op wat knoppen om de pomp van de brandweerauto te starten. Er loopt een flinke straal water uit de auto. Snel springt Sander opzij, maar hij kan niet voorkomen dat een broekspijp kleddernat wordt. ‘Je bent niet zo alert als ik dacht, Sander,’ grijnst Dennis. Hoofdschuddend loopt Sander bij de auto weg. De brandweermannen zijn druk in de weer rond het huis. In de woonkamer ziet hij collega’s met zaklampen rondlopen. De kamer ziet zwart van het roet. ‘Als u geen dienst heeft, kunt u beter achter het lint plaatsnemen,’ zegt een stem vlak naast hem. Geschrokken draait Sander zich om. Motoragent Jan kijkt hem lachend aan. ‘Geintje. Dit is voor jou dicht bij huis.’ Sander slaat Jan op de schouder. ‘Je liet me mooi schrikken. Ik ben net wakker, man.’ Sander kent de agent goed, omdat hij ook als brandweervrijwilliger op de kazerne werkt. Jan trekt langzaam zijn handschoenen uit. ‘De sporen zijn nu wel weg.’ Sander kijkt onderzoekend naar de handschoenen van Jan. De motoragent schiet in de lach. ‘Nee, dat bedoel ik niet. Ik heb het over de sporen in dat huis.’
12 Nog steeds begrijpt Sander er niets van. ‘Gisteren is er door het arrestatieteam een inval in deze woning gedaan,’ vertelt Jan. ‘Meneer schijnt flink geradicaliseerd te zijn en hij lijkt een gevaar voor de samenleving.’ Sander trekt zijn wenkbrauw op. ‘Bedoel je dat hij een aanslag wil plegen?’ Jan haalt zijn schouders op. ‘Dat weet ik niet, maar meneer wordt wel gezocht. Als hij is geradicaliseerd, is hij overtuigd van zijn eigen gelijk en kan hij gevaarlijk worden als hij de strijd aangaat met mensen die anders denken.’ ‘En gisteren heeft het arrestatieteam hem opgepakt?’ vraagt Sander ongelovig. Hij valt van de ene verbazing in de andere. Er is zoveel in zijn straat gebeurd en hij heeft er niets van gemerkt! Hij heeft geen arrestatieteam gezien. Ze moeten hier zijn geweest toen hij bij zijn vroegere buurvrouw Dubbel aan het werk was. Jan schudt zijn hoofd. ‘Hij is niet gevonden. De woning was leeg. Het leek alsof meneer lucht had gekregen van de hele operatie. Het huis zou nu onder toezicht hebben gestaan, maar daarom is het wel vreemd dat het huis alsnog in de fik is gevlogen. Het lijkt erop dat de man zijn sporen wil uitwissen.’ Sander draait zich om naar hun eigen huis. Het is een gek idee dat er zo’n gevaarlijk iemand schuin tegenover hen woonde. Hij heeft de man weleens gezien als hij een container aan de weg zette. Erg spraakzaam was hij niet en groeten deed hij nooit. Toch zag hij er niet verkeerd uit. Maar de buitenkant van iemand zegt niet alles. De porto van Jan begint te kraken. De motoragent legt zijn oor tegen de porto en dan steekt hij zijn hand op. ‘Ik zie je, Sander. Praat niet over wat ik heb gezegd, hè?’ Sander knikt en maakt een gebaar alsof hij zijn mond op slot
13 draait. Nog een hele poos blijft hij bij de tankautospuit staan. Af en toe geeft hij wat gereedschap aan zijn collega’s, die allemaal enigszins verrast zijn dat ze hem zien. Na een tijdje is het werk hier klaar. Zijn collega’s komen bezweet aan bij de tankautospuit. Sander trekt het krat met eten en drinken naar buiten en zet het op de grond. ‘Trakteer je vanuit deze foodtruck?’ spot Bert-Jan. ‘Mogen we niet eens bij jou aan tafel komen eten?’ ‘Ik heb het niet zo op nachtelijk bezoek,’ lacht Sander. ‘Rol jij die slang maar alvast op,’ grinnikt Gerwin. ‘Jij hebt niks gedaan.’ Sander schudt zijn hoofd. Een slang oprollen kun je na het blussen maar beter doen met handschoenen aan. Al het roet en bluswater zorgen ervoor dat je behoorlijk smerig kunt worden. ‘Niks gedaan en toch nat geworden.’ Marcel wijst naar Sanders broekspijp. ‘Dat kan alleen Sander maar gebeuren.’ Sander blijft nog even napraten met zijn collega’s. Het is wel duidelijk dat de woning in korte tijd compleet is verwoest. Van onder tot boven heeft het flink gebrand. Daardoor is er weinig overgebleven van de spullen die in het huis stonden. Ondertussen zijn de busjes van Team Brandonderzoek en de Technische Recherche ook al ter plaatse gekomen. Hier gaan ze op de kazerne vast nog wel meer over horen, verwacht Sander. Na een tijdje neemt Sander afscheid van zijn collega’s. Hij moet echt weer naar bed. Terwijl hij naar huis loopt, werpt hij een blik op zijn telefoon. Hij ziet dat hij ruim anderhalf uur in de weer is geweest. Wat als hij morgennacht weer een melding krijgt? Dan krijgt hij wel heel weinig nachtrust.
14 Binnen loopt hij meteen de trap op naar boven. Het nachtlampje brandt nog. Rachel kijkt hem afwachtend aan. ‘Ben je niet buiten geweest?’ vraagt hij ongelovig. Rachel schiet in de lach. ‘Jawel hoor. Ik kwam meteen achter jou aan, maar ik mocht niet binnen het lint staan. En aangezien jij alleen maar oog had voor dat huis en jouw maatjes, ben ik na een tijdje maar weer naar binnen gegaan.’ Snel trekt Sander een droge pyjama aan. ‘Sorry,’ verontschuldigt hij zich. Rachel schiet in de lach. ‘Volgens mij hoef je je hier tegenwoordig niet meer voor te verontschuldigen. Ik weet hoe het werkt. Lekker bijgeklust?’ In een paar woorden legt Sander uit wat hij heeft gedaan, maar ook wat Jan vertelde. Rachel kijkt al net zo ongelovig. ‘Wat? Een politie-inval in dat huis? Daar heb ik niks van gemerkt. Wat eng dat zo’n kerel bij ons in de straat woont.’ ‘Hij zal niet meteen iets in onze straat doen,’ antwoordt Sander nuchter. ‘Dat zou ik niet te hard zeggen,’ reageert Rachel. ‘Hij steekt wel zijn eigen huis in brand.’ ‘Denk je dat hij dat zelf heeft gedaan?’ ‘Nou, ik vind het maar niks. Ik ga slapen. Morgen moet ik m’n kindjes op school weer heel wat leren.’ Sander zucht diep. ‘Ja, ik ga ook slapen.’ Toch staat hij nog een keer op en loopt naar het raam. Hij doet het gordijn iets opzij en kijkt naar buiten. Er zijn wat mensen bezig om het huis af te zetten met hekken. De brandweerauto’s zijn al vertrokken. Dan wordt zijn blik getrokken naar een auto, iets verderop in een parkeervak. Het licht van een straatlantaarn valt net naar
15 binnen. Er zit iemand in de auto. Het gezicht van de bestuurder is niet te zien, maar een oranje puntje licht op. Sander vernauwt zijn ogen tot spleetjes. Zit daar iemand in de auto te roken en ondertussen het huis in de gaten te houden? Hij schudt zijn hoofd. Nee, misschien is het wel een persfotograaf die klaar is met zijn klus. Hij moet zich niet zulke gekke dingen in het hoofd halen. Hij laat het gordijn terugvallen, glijdt weer onder het dekbed en knipt het lampje uit. Het duurt nog een hele tijd voordat hij in slaap valt.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==