12 Nog steeds begrijpt Sander er niets van. ‘Gisteren is er door het arrestatieteam een inval in deze woning gedaan,’ vertelt Jan. ‘Meneer schijnt flink geradicaliseerd te zijn en hij lijkt een gevaar voor de samenleving.’ Sander trekt zijn wenkbrauw op. ‘Bedoel je dat hij een aanslag wil plegen?’ Jan haalt zijn schouders op. ‘Dat weet ik niet, maar meneer wordt wel gezocht. Als hij is geradicaliseerd, is hij overtuigd van zijn eigen gelijk en kan hij gevaarlijk worden als hij de strijd aangaat met mensen die anders denken.’ ‘En gisteren heeft het arrestatieteam hem opgepakt?’ vraagt Sander ongelovig. Hij valt van de ene verbazing in de andere. Er is zoveel in zijn straat gebeurd en hij heeft er niets van gemerkt! Hij heeft geen arrestatieteam gezien. Ze moeten hier zijn geweest toen hij bij zijn vroegere buurvrouw Dubbel aan het werk was. Jan schudt zijn hoofd. ‘Hij is niet gevonden. De woning was leeg. Het leek alsof meneer lucht had gekregen van de hele operatie. Het huis zou nu onder toezicht hebben gestaan, maar daarom is het wel vreemd dat het huis alsnog in de fik is gevlogen. Het lijkt erop dat de man zijn sporen wil uitwissen.’ Sander draait zich om naar hun eigen huis. Het is een gek idee dat er zo’n gevaarlijk iemand schuin tegenover hen woonde. Hij heeft de man weleens gezien als hij een container aan de weg zette. Erg spraakzaam was hij niet en groeten deed hij nooit. Toch zag hij er niet verkeerd uit. Maar de buitenkant van iemand zegt niet alles. De porto van Jan begint te kraken. De motoragent legt zijn oor tegen de porto en dan steekt hij zijn hand op. ‘Ik zie je, Sander. Praat niet over wat ik heb gezegd, hè?’ Sander knikt en maakt een gebaar alsof hij zijn mond op slot
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==