10 vraagt hij zachtjes. Sander kijkt Marcel verbaasd aan. ‘Nee, niks gehoord.’ ‘Wat?’ reageert de bevelvoerder verwonderd. ‘Heb je niks gehoord? Het moet een gigantische knal geweest zijn. De melder vertelde de centralist van de meldkamer dat het leek alsof er een bom ontplofte. Hij zei dat het huis meteen in vuur en vlam stond.’ Nu pas valt het Sander op dat de ruiten van de woning naast het brandende huis ook kapot zijn. Hoe kan hij geen knal gehoord hebben en wel wakker zijn geworden van de sirenes? ‘Ik spreek je!’ Marcel loopt snel naar een brandweercollega die net de woning uit komt. Gespannen kijkt Sander naar het huis. Hij rilt. Het komt niet alleen door de nachtelijke kou. Dit gevoel kent hij nog van de keren dat hij als puber achter de brandweerauto’s aanfietste. Aan het werk is hij gewend, maar dit keer voelt het anders. Alsof hij weer helemaal toeschouwer is. Zijn blik glijdt naar de korf van de hoogwerker. Van bovenaf wordt een flinke straal water op het dak gericht. De oranje gloed neemt snel af, maar van de woning zal weinig meer over blijven. ‘Sander, wil jij de pomp even in de gaten houden?’ Dennis kijkt hem vragend aan. ‘Doe ik,’ antwoordt Sander en hij loopt terug naar de tankautospuit. ‘Ik ga op zoek naar een ondergrondse brandkraan,’ vertelt Dennis. ‘We hebben meer water nodig.’ Sander wijst naar een put. ‘Daar zit er een.’ Dennis steekt zijn duim op. ‘Fijn, zo’n alerte buurtbewoner.’ Grijnzend trekt Sander een slang uit de auto. Dat weet hij dan weer wel!
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==