Het zien op Jezus

HET ZIEN OP JEZUS

HET ZIEN OP JEZUS ISAAC AMBROSIUS Een gezicht van het eeuwig Evangelie, of het zien van de ogen der ziel op Jezus, Die het grote werk van ’s mensen zaligheid gedragen heeft van het begin tot het einde DEN HERTOG – HOUTEN

Opnieuw uit het Engels vertaald en ingeleid door drs. C. van Haaften. © 2025 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3367 1 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Inhoud Ten geleide 13 Opdracht 21 Aan de lezer 23 BOEK 1 HET ZIEN OP JEZUS Hoofdstuk 1 27 Voorrede, verdeling en opening van de woorden 27 Hoofdstuk 2 29 1. De plicht van het afzien van alle andere dingen bevestigd en verklaard 29 2. Een vermaning om af te zien van alle andere dingen 34 3. Besturingen, hoe wij van alle andere dingen moeten afzien 36 Hoofdstuk 3 39 1. Een verklaring van de daad en het Voorwerp 39 2. Het voornaamste leerstuk en zijn bevestiging 42 3. Het nut van bestraffing 44 4. Het nut van vermaning 48 5. Beweegredenen uit ons gebrek in geval van nalatigheid 49 6. Beweegredenen uit onze overvloed, in geval wij in deze plicht levendig zijn 53 7. Meerdere beweegredenen om ons in dit werk te versterken 56 8. Het nut van onderrichting 62 BOEK 2 HET ZIEN OP JEZUS VÓÓR ALLE TIJDEN, TOT DE SCHEPPING Hoofdstuk 1 64 1. Van de eeuwige geboorte van onze Heere Jezus 64 2. Van onze verkiezing in Christus vóór alle tijden 68 3. Het grote verbond van eeuwigheid tussen God en Christus, om zielen zalig te maken 71

6 4. Het ontwerp 73 5. De raad 74 6. De voorkennis 77 7. Het voornemen 80 8. Het besluit 82 9. Het verbond 84 Hoofdstuk 2 89 1. Van de kennis van Jezus in het uitvoeren van het grote werk van onze zaligheid in de eeuwigheid 89 2. Van de overdenking van Jezus in dit opzicht 91 3. Van het verlangen naar Jezus in dit opzicht 103 4. Van de hoop op Jezus in dit opzicht 106 5. Van het geloof in Jezus in dit opzicht 109 6. Van het liefhebben van Jezus in dit opzicht 114 7. Van het verblijden in Jezus in dit opzicht 116 8. Van het aanroepen van Jezus in dit opzicht 117 9. Van de gelijkvormigheid met Jezus in dit opzicht 118 BOEK 3 HET ZIEN OP JEZUS VAN DE SCHEPPING TOT ZIJN EERSTE KOMST Hoofdstuk 1 123 1. Van Christus, Die bij trappen beloofd is 123 2. Van het verbond der belofte geopenbaard aan Adam 126 3. Van het verbond der belofte geopenbaard aan Abraham 134 4. Van het verbond der belofte geopenbaard aan Mozes 145 5. Van het verbond der belofte geopenbaard aan David 159 6. Van het verbond der belofte geopenbaard aan Israël omstreeks de Babylonische ballingschap 166 Hoofdstuk 2 180 1. Van de kennis van Jezus, in het uitvoeren van het grote werk van onze zaligheid, van de schepping tot op Zijn eerste komst 180 2. Van de overdenking van Jezus in dit opzicht 181 3. Van het begeren van Jezus in dit opzicht 191 4. Van de hoop op Jezus in dit opzicht 198 5. Van het geloof in Jezus in dit opzicht 202 6. Van het liefhebben van Jezus in dit opzicht 208 7. Van het zich verblijden in Jezus in dit opzicht 212 8. Van het aanroepen van Jezus in dit opzicht 215 9. Van de gelijkvormigheid aan Jezus in dit opzicht 218 inhoud

7 BOEK 4 HET ZIEN OP JEZUS IN ZIJN GEBOORTE Hoofdstuk 1 227 1. Van de tijding van Christus’ komst 227 2. Van Christus’ ontvangenis 231 3. Van de twee naturen in Christus 235 4. Van het onderscheid tussen de twee naturen van Christus 239 5. Van de vereniging van Christus’ twee naturen in een en dezelfde Persoon 240 6. Van de geboorte van Christus 254 7. Van enige gevolgen van Christus’ geboorte 265 Hoofdstuk 2 270 1. Van het kennen van Jezus, in het uitvoeren van het grote werk van onze zaligheid door Zijn geboorte 270 2. Van het overdenken van Jezus in dit opzicht 271 3. Van het verlangen naar Jezus in dit opzicht 278 4. Van het hopen op Jezus in dit opzicht 280 5. Van het geloven in Jezus in dit opzicht 285 6. Van het liefhebben van Jezus in dit opzicht 294 7. Van het zich verblijden in Jezus in dit opzicht 298 8. Van het aanroepen van Jezus in dit opzicht 302 9. Van het gelijkvormig worden aan Jezus in dit opzicht 303 BOEK 5 HET ZIEN OP JEZUS IN ZIJN LEVEN Hoofdstuk 1 314 1. Van het begin van het Evangelie 314 2. Van de prediking van Johannes de Doper 316 3. Van de doop van Jezus 319 4. Van het vasten en de verzoeking van Christus 325 5. Van de eerste openbaring van Christus 336 6. Hoe Christus de kopers en verkopers uit de tempel heeft gedreven 341 Hoofdstuk 2 346 1. Van het tweede jaar van de bediening van Christus en Zijn daden in het algemeen in dat jaar 346 2. Van de prediking van Christus in dit jaar 346 3. Van Christus’ profetische bediening 348 4. Van de wonderen van Christus 352 Hoofdstuk 3 360 Van het derde jaar van de bediening van Christus en in het algemeen van hetgeen Hij in dat jaar gedaan heeft 360 inhoud

8 1. Van Christus’ aanstelling van de apostelen 360 2. Van het ontvangen van zondaren door Christus 365 3. Van Christus’ zachte juk en lichte last 375 Hoofdstuk 4 388 1. Van het vierde jaar van Christus’ bediening, en in het algemeen van Zijn handelingen 388 2. Van de onderscheidingen of verscheiden verdelingen van Christus’ rechtvaardigheid 391 3. Van de heiligheid van Christus’ natuur 389 4. Van de heiligheid van Christus’ leven 391 5. Van het grote twistpunt, of wij niet gerechtvaardigd zijn alleen door Christus’ lijdelijke gerechtigheid, zonder enige aanmerking van Zijn inblijvende of door Hem volbrachte rechtvaardigheid 395 Hoofdstuk 5 400 1. Van het kennen van Jezus, in het uitvoeren van het grote werk van onze zaligheid in Zijn leven 400 2. Van het overdenken van Jezus in dit opzicht 401 3. Van het verlangen naar Jezus in dit opzicht 414 4. Van het hopen op Jezus in dit opzicht 418 5. Van het geloven in Jezus in dit opzicht 423 6. Van het liefhebben van Jezus in dit opzicht 430 7. Van het zich verblijden in Jezus in dit opzicht 434 8. Van het aanroepen van Jezus in dit opzicht 438 9. Van de gelijkvormigheid met Jezus in dit opzicht 439 BOEK 6 HET ZIEN OP JEZUS IN ZIJN DOOD Hoofdstuk 1 457 1. Van de dag van Christus’ lijden, in delen en uren verdeeld 457 2. Van de beek waarover Christus is gegaan 459 3. Van de hof die Christus is ingegaan 465 4. Van het gebed dat Christus daar heeft gebeden 466 5. Van de smarten en benauwdheden die Christus daar heeft geleden 472 6. Van Judas’ verraad, Christus’ gevangenneming en Zijn gebonden geleid worden tot Annas 476 7. Van Christus’ ondervraging en veroordeling, met hetgeen daaraan verbonden is 482 Hoofdstuk 2 492 1. Van Christus’ beschuldiging en Judas’ vreselijk einde 492 2. Van Christus’ zending tot Herodes, en wat daar is voorgevallen 496 3. Van Christus’ vergelijking met Barábbas, en de vraag waarover tussen Pilatus inhoud

9 en de Joden gedisputeerd is 501 4. Van Christus’ ontkleding, geseling, bekleding met purper en kroning met doornen 505 5. Van Christus’ voorgeleiding en vonnis 512 6. Van Christus’ kruisiging met hetgeen daaraan verbonden is 517 7. Van hetgeen op Christus’ kruisiging gevolgd is 523 Hoofdstuk 3 525 1. Van het kennen van Jezus, in het uitvoeren van het grote werk van onze zaligheid in Zijn sterven 525 2. Van het overdenken van Jezus in dit opzicht 526 3. Van het verlangen naar Jezus in dit opzicht 534 4. Van het hopen op Jezus in dit opzicht 540 5. Van het geloven in Jezus in dit opzicht 548 6. Van het liefhebben van Jezus in dit opzicht 558 7. Van het zich verblijden in Jezus in dit opzicht 562 8. Van het aanroepen van Jezus in dit opzicht 566 9. Van de gelijkvormigheid met Jezus in dit opzicht 567 BOEK 7 HET ZIEN OP JEZUS IN ZIJN OPSTANDING Hoofdstuk 1 581 1. De tijd van Christus’ opstanding 581 2. De oorzaak van Christus’ opstanding 584 3. De wijze van Christus’ opstanding 586 4. De bewijzen van Christus’ opstanding 593 5. Christus’ verschijning aan Maria Magdalena 598 6. Christus’ verschijning aan Zijn tien discipelen 616 7. Christus’ verschijning aan al Zijn apostelen 624 8. Christus’ verschijning aan sommige van Zijn apostelen aan de Zee van Tiberias 635 Hoofdstuk 2 637 1. Van het kennen van Jezus, in het uitvoeren van het grote werk van onze zaligheid in Zijn opstanding 637 2. Van het overdenken van Jezus in dit opzicht 638 3. Van het verlangen naar Jezus in dit opzicht 647 4. Van het hopen op Jezus in dit opzicht 653 5. Van het geloven in Jezus in dit opzicht 662 6. Van het liefhebben van Jezus in dit opzicht 669 7. Van het zich verblijden in Jezus in dit opzicht 673 8. Van het aanroepen van Jezus in dit opzicht 676 9. Van de gelijkvormigheid met Jezus in dit opzicht 678 inhoud

10 BOEK 8 HET ZIEN OP JEZUS IN ZIJN HEMELVAART, ZIJN ZITTEN TER RECHTERHAND GODS EN DE ZENDING VAN ZIJN GEEST Hoofdstuk 1 690 1. Van Christus’ hemelvaart en de wijze waarop die geschiedde 690 2. Van de plaats waarheen Christus is opgevaren 693 3. Van de redenen waarom Hij is opgevaren 694 4. Van Gods rechterhand en van Christus’ zitten aldaar 698 5. Van de twee naturen waarin Christus zit aan Gods rechterhand 701 6. Van de redenen waarom Christus in heerlijkheid zit aan Gods rechterhand 703 7. Van de tijd wanneer de Heilige Geest is gezonden 707 8. Van de personen tot wie de Heilige Geest is gezonden 709 9. Van de wijze waarop de Heilige Geest is gezonden 711 10. Van de mate waarin de Heilige Geest destijds is gegeven 715 11. Van de redenen waarom de Heilige Geest is gezonden 717 Hoofdstuk 2 731 1. Van het kennen van Jezus, in het uitvoeren van het grote werk van onze zaligheid in Zijn hemelvaart, Zijn zitten ter rechterhand Gods en de zending van de Geest 731 2. Van het overdenken van Jezus in dit opzicht 732 3. Van het verlangen naar Jezus in dit opzicht 737 4. Van het hopen op Jezus in dit opzicht 741 5. Van het geloven in Jezus in dit opzicht 752 6. Van het liefhebben van Jezus in dit opzicht 762 7. Van het zich verblijden in Jezus in dit opzicht 767 8. Van het aanroepen van Jezus in dit opzicht 770 9. Van de gelijkvormigheid met Jezus in dit opzicht 771 BOEK 9 HET ZIEN OP JEZUS IN ZIJN VOORBIDDING Hoofdstuk 1 779 1. Wat Christus’ voorbidding is 780 2. Naar welke natuur Christus voor ons bidt 781 3. Tot Wie Christus’ voorbidding gericht is 781 4. Voor wie deze voorbidding geschiedt 783 5. De overeenkomst tussen Christus’ voorbidding en die van de hogepriesters van weleer 784 6. Het onderscheid tussen Christus’ voorbidding en die van de hogepriesters van weleer 786 7. De eigenschappen van Christus’ voorbidding 788 8. Waarin de voorbidding van Christus bestaat 790 inhoud

11 9. De kracht en het vermogen Christus’ voorbidding bij God Zijn Vader 801 10. Van de redenen voor Christus’ voorbidding 807 Hoofdstuk 2 811 1. Van het kennen van Jezus in het uitvoeren van het grote werk van onze zaligheid in Zijn voorbidding 811 2. Van het overdenken van Jezus in dit opzicht 812 3. Van het verlangen naar Jezus in dit opzicht 816 4. Van het hopen op Jezus in dit opzicht 820 5. Van het geloven in Jezus in dit opzicht 824 6. Van het liefhebben van Jezus in dit opzicht 830 7. Van het zich verblijden in Jezus in dit opzicht 835 8. Van het aanroepen en prijzen van Jezus in dit opzicht 838 9. Van de gelijkvormigheid met Jezus in dit opzicht 839 BOEK 10 HET ZIEN OP JEZUS IN ZIJN TWEEDE KOMST Hoofdstuk 1 845 1. Van Christus’ voorbereiding tot het oordeel 845 2. Van Christus’ komst ten oordeel 849 3. Van Christus’ ontbieden der uitverkorenen om ten oordeel te verschijnen 854 4. Van de ontmoeting tussen Christus en de heiligen op de oordeelsdag 862 5. Van Christus’ vonnis over Zijn heiligen 867 6. Van het oordeel van Christus en al Zijn heiligen over de wereld 872 7. Van de hemelvaart van Christus en Zijn heiligen bij het einde van de wereld 891 8. Van Christus’ overgeven van het Koninkrijk aan God de Vader 897 9. Van Christus’ onderwerping aan de Vader, opdat God zij alles in allen 902 10. Hoe Christus niettemin alles in allen zal zijn voor Zijn gezegende, zalige en verloste heiligen tot in alle eeuwigheid 906 Hoofdstuk 2 919 1. Van het kennen van Jezus in het uitvoeren van het grote werk van onze zaligheid in Zijn tweede komst 919 2. Van het overdenken van Jezus in dit opzicht 920 3. Van het verlangen naar Jezus in dit opzicht 928 4. Van het hopen op Jezus in dit opzicht 933 5. Van het geloven in Jezus in dit opzicht 942 6. Van het liefhebben van Jezus in dit opzicht 951 7. Van het zich verblijden in Jezus in dit opzicht 955 8. Van het aanroepen van Jezus in dit opzicht 959 9. Van onze gelijkvormigheid aan Jezus in dit opzicht 959 inhoud

Het zien op Jezus van Isaac Ambrose, of Ambrosius, zoals de Latijnse vorm van zijn naam luidt, heeft al enkele eeuwen lang een gewaardeerde en vaste plaats ingenomen onder de liefhebbers van de bijbels-bevindelijke waarheid. Nu is er een opnieuw vertaalde en iets vollediger uitgave van dit boek verschenen. Zo bekend als het boek en de naam van de schrijver onder ons geworden zijn, zo weinig weten wij van zijn levensloop. Toen H. Florijn een voorwoord schreef voor een herdruk van de eerdere uitgave van Het zien op Jezus, gaf hij uiting aan zijn treurnis dat er zo weinig biografisch materiaal over Isaac Ambrose te vinden is.1 Dat hebben vele anderen door de eeuwen heen ook betreurd. Daniel Neal noemt hem in zijn gezaghebbende History of the Puritans2 nauwelijks. Robert Halley komt wel wat 1 Florijn verwees daarbij naar een aantal artikelen die te vinden zijn in de Dictionary of National Biography; in Edmund Calamy’s An abridgment of Mr Baxter’s history of his life and times, London 1702, p. 407-408; evenzo in Calamy’s The non-conformist’s memorial (…), deel II, London 1802, p. 362-363; en in U. Milo Kaufmanns The Pilgrim’s Progress and traditions in Puritan Meditation, New Haven/London 1966, p. 121. Er blijven nog steeds nieuwe publicaties verschijnen waarin Ambrosius een plaats heeft gekregen. Zie ook de inleiding geschreven door O.M. van der Tang in Ambrosius’ De eerste, middelste en laatste dingen, Apeldoorn 2021. 2 Daniel Neal, History of the Puritans, London 1732-1733, p. 495. verder3, zonder volledig te kunnen zijn; en begin deze eeuw hebben Joel Beeke en Randall J. Pederson er nog een en ander aan toegevoegd.4 Voor de geïnteresseerde lezer wordt zowel uit deze en soortgelijke bronnen als uit informatie die online te vinden is een greep gedaan. Levensloop Ambrosius werd eind mei 1604 in Ormskirk, Lancashire, geboren. Hij was de jongste van de zes kinderen in het gezin van Richard Ambrose, die lange tijd predikant is geweest in Ormskirk. Daar was in 1612 een Latijnse School gesticht en toen Isaac acht jaar oud was, werd hij een van de eerste leerlingen. Nadat hij die school met succes doorlopen had, ging hij naar Brasenose College in Oxford en behaalde daar zijn bachelorgraad, gevolgd door zijn master aan Magdalen College te Cambridge. Op 23-jarige leeftijd werd hij hulpprediker in Castleton in Derbyshire, waar hij vier jaar heeft gestaan. Zijn arbeid werd daar kennelijk gezegend en altijd als Castleton ter sprake kwam werd zijn ontroering hem de baas, omdat hij die gemeente verwisseld had voor zijn geboortestreek Lancashire, 3 Robert Halley, Lancashire: Its Puritanism and Nonconformity, Manchester 1869, p. 194-204, naast vele andere citaten. 4 Joel R. Beeke and Randall J. Pederson, Meet the Puritans, Grand Rapids 2006. Beeke, Puritan Reformed Theology, Grand Rapids 2020, p. 416-421. Ten geleide

14 terwijl de zegen des Heeren daar zo duidelijk op de prediking rustte. De Heere had echter Zijn bedoeling met het vertrek van Ambrosius naar Lancashire. Hij was tijdens zijn tijd in Castleton in contact gekomen met William Russell, de graaf van Bedford, die in Woburn woonachtig was. Zij raakten op vertrouwelijke voet met elkaar en dat leidde tot wederzijds respect en wederzijdse waardering. Ambrosius was ingenomen met de manier waarop de graaf inhoud gaf aan zijn huisgodsdienstoefeningen en de graaf was onder de indruk van de godsvrucht van de nog jonge predikant. De prediking van Ambrosius nam zijn hart zo voor hem in dat hij besloot hem voor te dragen voor een belangrijke post. Zo werd Ambrosius rond 1631 benoemd tot King’s preacher in het nog grotendeels roomse Lancashire, samen met drie anderen. Dit betekende dat zij op gezag van de overheid als rondreizende predikanten de leer van de Bijbel moesten gaan verkondigen in dat gebied. Het stadje Garstang werd zijn standplaats en daar diende hij ook de plaatselijke gemeente. Graaf William heeft daarbij wel twintig jaar lang de materiële belangen van Ambrosius helpen behartigen. Dat verklaart dan ook waarom Ambrosius Het zien op Jezus heeft opgedragen aan ‘William, graaf van Bedford, heer van Russell, baron van Thornehaugh’. In Garstang trouwde hij met ene Judith en het echtpaar werd gezegend met twee zoons en een dochter. Ambrosius bouwde in deze jaren een vriendschappelijke relatie op met een andere adellijke familie, Houghton (of Hoghton) genaamd, een vooraanstaande familie gevestigd in Preston, de hoofdstad van Lancashire. Vooral de godvrezende lady Margaret Houghton ging zich beijveren voor Ambrosius’ aanstelling tot predikant in Preston. Daar is hij vanaf 1640 veertien jaar werkzaam geweest, naast zijn oorspronkelijke arbeid als rondreizend prediker. Dit waren de onrustige jaren van de burgeroorlog, de nasleep van de executie van koning Charles I in 1649 en de periode van de Commonwealth onder Oliver Cromwell. Preston was sterk koningsgezind gebleven en Ambrosius kwam daardoor in moeilijkheden, mede omdat hij zich aan de kant van de puriteinen en met name van de partij van de presbyterianen had geschaard. Hij ondertekende bijvoorbeeld ook het Solemn League and Covenant, de beroemde overeenkomst die op de Westminster Assembly was vastgesteld tussen de Schotse presbyterianen en de Engelse geestelijke en parlementaire leiders. Door deze keuze heeft hij ook een paar keer gevangengezeten, maar de invloed van zijn adellijke vrienden, zijn onbesproken godzalige levenswandel en zijn bekendheid als een ernstig prediker zorgden ervoor dat hij dan ook weer in vrijheid gesteld werd. Hoe sterk zijn reputatie was, bleek onder andere ook uit zijn aanstelling tot lid van een commissie van triers, ‘hoorders’ of ‘beoordelaars’, aangewezen door Cromwells regering. De commissieleden moesten erop toezien dat alleen waardige en betrouwbare onderwijzers en predikanten in hun ambt bleven en dat scandalous and ignorant ministers and schoolmasters, ‘schandelijk levende en onwetende predikanten en schoolmeesters’, werden afgezet. Predikantsplaatsen werden voordien nogal eens toebedeeld aan de jongere zoons van landheren, die ten geleide

15 op die manier een redelijk bestaan hadden en in hun milieu van de hogere middenklasse konden blijven. De prediking had doorgaans niet hun hart en werd vaak uitbesteed aan onderbetaalde hulppredikers, die overigens nogal eens een stuk ernstiger en trouwer waren in hun ambtsbediening dan hun adellijke werkgevers. En naar de vroomheid, bevoegdheid en bekwaamheid van de toenmalige schoolmeesters werd in die roerige tijden ook niet altijd nauwkeurig onderzoek gedaan. Omstreeks 1641 begon Ambrosius een dagboek bij te houden, ‘een register van Gods handelingen met hem, en van zijn handelingen voor God’. Op 20 mei schreef hij onder meer: ‘Deze dag stortte de Heere, in Zijn barmhartigheid, ’s avonds de verrukkende vreugde van Zijn gezegende Geest in mijn ziel. O, hoe zoet was de Heere voor mij! Ik heb voorheen nooit zo’n zoete voorsmaak van de hemel gehad.’ Ambrosius begon toen ook tijd vrij te maken voor het schrijven van boeken. Toen hij in 1653 ziek werd, verliet hij Preston en trok zich enige tijd terug in Garstang voor rust en herstel. In de afzondering van het landleven ervoer hij geregeld de nabijheid van zijn Heere en Zaligmaker. Die was hem toen zo dierbaar, dat hij zich gedrongen voelde om zijn geestelijke ondervinding te beschrijven in een boek dat onder Gods zegen ook anderen behulpzaam kon zijn in het zien op Jezus. Zo is de titel van dit boek min of meer ontstaan. In deze jaren nam hij elk jaar een maand verlof. Dan trok hij zich uit Preston terug op het landgoed van de Houghtons. Dat stond hem jaarlijks ter beschikking voor een maand van afzondering en meditatie, gewoonlijk in de maand mei. Daardoor kreeg hij gelegenheid om zijn hemelse gezindheid te voeden in voortdurende meditatie en gemeenschap met zijn Borg en Zaligmaker. Het is geen wonder dat in zijn boeken iets wordt weerspiegeld van dat los-zijn van het aardse. Vele uitspraken van hem lijken echo’s van Samuel Rutherford of James Durham. In Het zien op Jezus weet hij soms van geen ophouden als hij de heerlijkheid en lieflijkheid van het leven met Christus en het overdenken van Zijn verdiensten en eigenschappen uitschildert. ‘Niet ten onrechte heeft men hem wel de meest meditatieve puritein van Lancashire genoemd’, aldus Florijn. Bij de dood van lady Margaret Houghton was Ambrosius de aangewezen predikant voor de rouwdienst, gehouden op 4 januari 1657, waarbij hij sprak over de woorden: ‘den tijd uitkopende’ (Ef. 5:16). Geleidelijk aan werd Preston hem in deze bewogen tijden te veel en is hij weer teruggekeerd naar Garstang, waar hij andermaal met liefde ontvangen werd. Daar heeft Ambrosius de kerk van Engeland trouw gediend tot aan de dwingend opgelegde invoering van The Book of Common Prayer, ‘het algemeen gebeden- en liturgieboek’, op 24 augustus 1662, St. Bartholomew’s Day. Dit was dezelfde datum waarop 90 jaar daarvoor een groot aantal Franse Hugenoten was vermoord. Vele honderden predikanten die nu in gewetensnood kwamen, werden afgezet of verlieten de kerk. Toen Ambrosius zich niet in alle opzichten bleek te kunnen verenigen met de voorgeschreven liturgie en vormendienst van de Anglicaanse Kerk werd ook hij afgezet. Vervolgens ging hij weer in Preston wonen, ten geleide

16 waar hij in 1663 of 1664 ook gestorven en begraven is. Zijn weduwe ging bij hun dochter Rachel in Bolton wonen, waar zij in 1668 overleden en begraven is.5 Ambrosius’ werken en waardering in Nederland Het zien op Jezus6 is zowel in Nederland als internationaal wellicht Ambrosius’ bekendste boek. Het is vele malen in het Engels en het Nederlands herdrukt. Voordat dit boek vertaald werd, had uitgever Abraham Boekholt in Amsterdam al in 1660 een ander belangwekkend werk van hem in vertaling laten uitkomen: Prima, Media et Ultima, ofte de Eerste, Middelste en Laatste Dingen. Ook dat boek heeft diverse herdrukken gehad en is in 2021 in een vertaling van de hand van R. Pieterman weer op de markt gebracht. In dit boek zijn ook een aantal dagboekfragmenten opgenomen, waarvan er enige door Florijn in het Ten geleide van de vorige edities van Het zien op Jezus waren opgenomen. Ambrosius schreef ook een beknopt werk over christelijke gezinsopvoeding, The well-ordered family, dat ook in het Nederlands is verschenen.7 Het zien op Jezus overtrof in populariteit Eerste, Middelste en Laatste Dingen en werd zes jaar na verschijning in het Engels in een Nederlandse vertaling aan het lezerspubliek van de Republiek gepresenteerd. Vanaf zijn verschijning is het boek zeer 5 Chetham Society, ‘Historical and Literary remains (…) Lancaster and Chester (…) 18781879’, p. 175. 6 In de King James Bible (King James Version) staan in Hebreeën 12:2 de woorden: looking unto Jesus. De vertaling daarvan vormt dus de titel. 7 Orde in het gezin, vert. Henk-Jan Koppelman, Apeldoorn 2017. geliefd geweest en gebleven. Er zijn dan ook vele herdrukken verschenen, van 1683 tot heden. Florijn haalt bij de uitgave van 1859 uit het voorwoord van ds. J.W. Felix aan dat dit boek naar diens mening ‘een plaats verdient naast de allerbeste werken van onze oude Hollandsche en Engelsche schrijvers, omdat de geschiedenis van dit boek getuigt van groten en rijken zegen voor hen die er gebruik van maakten. (…) Ik wenschte het in elk huisgezin te zien gebruiken, want het is geschikt tot korte dagelijksche openbare voorlezingen, zoo wel als tot bijzonder nadenken en gebruik.’ Intussen is er zelfs een herschreven uitgave speciaal voor jongere lezers en zijn er dagboeken uit samengesteld.8 Er waren ook kritische geluiden te horen uit de koker van hen die waren vervallen tot een liberale levensbeschouwing, gestempeld door de geest van de Verlichting. In een kritische recensie uit het tijdschrift Vaderlandsche Letteroefeningen 1859 lezen wij: ‘Het zal voor zijn tijd geen kwaad boek zijn geweest, al hindert óns nu de dorre orthodoxie en onbehagelijke mystiek dier oude dagen. We vonden er evenwel nergens zulk een stuitenden bombast in, als in ’t aanbevelende voorwoord van ds. J.W. Felix. Ter proeve: “En de dreigende adelaar der geregtigheid, die met uitgebreiden klaauw over onze hoofden zwevende, van het paradijs af een prooi had gezocht, en zelfs in de doodskreten van den zondvloed, in de bloedige vlammen van Sodom, en in het bloed der duizenden offerdieren geen prooi had kunnen 8 Evert Barten, Zicht op Jezus, Houten 2013; J. Vermeulen, Het zien op Jezus, Heerenveen 2006; J. Kranendonk-Gijsen, Het Licht der wereld, Apeldoorn 2021. ten geleide

17 vinden, die haar voldeed, viel nu op het Lam Gods, hechtte zich aan Hem, reedt Hem met de geesels van Cajafas, met de doornen van Pilatus en met de nagelen van het kruis het vleesch aan flarden, totdat Hij geheel gebroken was; want Hij was de schuldige bij uitnemendheid geworden, Die Zich al de schuld had toegeëigend, Die als God en mensch in één persoon, alleen in staat was, der geregtigheid een offer aan te bieden, hetwelk alles betaalde”’. Hoe leest gij? Hier werd het plaatsvervangend lijden en sterven van de Heiland gelaakt met woorden die aanmerkelijk stuitender waren dan ds. Felix’ aanbeveling. Het ontbrak deze recensent aan inzicht in de diepte van de val, de gruwel van de zonde, de grootheid van Gods ontferming en aan geestverwantschap met de vroomheidsbeleving, leer en praktijk van de nazaten van de Nadere Reformatie. Zou hij zijn ogen nu nog eens kunnen opslaan, hij zou zich er over verbazen dat er nog steeds aanhangers van deze ‘dorre orthodoxie en onbehagelijke mystiek dier oude dagen’ te vinden zijn! Hij heeft kennelijk ook niet het historisch inzicht gehad dat er in de Vroege Kerk en de Middeleeuwen reeds een soortgelijke innige vroomheid bestaan heeft. Uit de bronnen die Ambrosius zelf aanhaalt, blijkt overeenstemming met deze meditatieve en contemplatieve vromen uit de kring van de kerkvaders en met name de middeleeuws-katholieke traditie. W.J. op ’t Hof heeft er, evenals A. de Reuver, op gewezen dat dit bij meerdere puriteinen en aanhangers van de Nadere Reformatie het geval is geweest.9 9 W. van ’t Spijker, R. Bisschop en W.J. op ’t Hof, Het Puritanisme, Zoetermeer 2001, p. 374-376; A. de Reuver, Verborgen omgang, Zoetermeer 2002. Mocht de hertaling van dit boek eveneens een ‘groten en rijken zegen’ opleveren voor hen die er gebruik van maken, dan is de arbeid van uitgever en vertaler rijk beloond. Vertaler Joannes Lampe De eerste vertaler van Ambrosius’ Het zien op Jezus was ds. Joannes Lampe (16201665). Kennelijk was hij belangrijk genoeg om niet anoniem te hoeven vertalen. Op de titelpagina van een van de 17e-eeuwse uitgaven valt dan ook te lezen: ‘En nu uit het Engels vertaald door Joannes Lampe, predikant te Obdam, bij Johannes Boekholt, boekverkoper in de Gapersteeg bij de Beurs Anno 1683’. Zoals dit het geval is met Ambrosius, is er ook opmerkelijk weinig biografische informatie te vinden over de levensloop van deze Joannes (of Johannes) Lampe, ook al prijkt zijn naam prominent op de oorspronkelijke titelpagina. Hij blijkt afkomstig te zijn uit ‘de herberg Gods’10, Bremen, waar hij omstreeks 1620 geboren werd. Op 22 mei 1643 werd hij als theologisch student te Leiden ingeschreven. Kennelijk had hij toen in zijn geboorteland al enige studie gevolgd. Lampe was predikant te Poederoyen van 1646 tot 1648, te Princenhage van 1648 tot 1652 en daarna te Obdam.11 Vervolgens heeft hij nog korte tijd in Emden, Oost-Friesland, gediend, waar hij in 1665 aan de gevolgen van de pest is overleden.12 10 Zo genoemd vanwege de vele godvruchtige predikanten en gemeenteleden die in de stad te vinden waren. 11 Predikantenregister Hervormde Gemeente van Obdam. 12 W.J. op ’t Hof, Het gereformeerde Piëtisme en de Nadere Reformatie in de classis Bommel tot 1660, z.p. 2007, p. 140. ten geleide

18 Zijn Noord-Duitse afkomst kan hem behulpzaam zijn geweest bij de ontwikkeling van zijn taalvaardigheden. Meertaligheid en de kennis van de bijbelse talen en Latijn zullen hem goed van pas gekomen zijn bij het zich eigen maken van de Engelse taal. Het is aannemelijk dat hij de twee belangrijke vertalingen die hij heeft geleverd rechtstreeks vanuit het Engels heeft overgezet. Dat betreft naast Ambrosius’ Het zien op Jezus (eerste vertaling in 1664) ook een werk van William Gouge (15781653), Een verhandeling van de zonde tegen den Heilige Geest (vertaald in 1659). Gouge genoot ook bekendheid in Duitsland, vooral door zijn werk over christelijke gezinspedagogiek, Of domesticall duties (London 1622). Er zijn echter geen aanwijzingen te vinden dat Lampe via een eerdere Duitse vertaling van Gouge’s Verhandeling tot de uitgave van de Nederlandse vertaling gekomen is. Hoe hij aan zijn kennis van de Engelse taal en zijn bekendheid met de puriteinen gekomen is, blijft in nevelen gehuld. W.J. op ’t Hof schaart hem wel onder de piëtisten, hetgeen zijn liefde voor de puriteinen enigszins verklaart.13 Lampe heeft enige bijzondere ervaringen opgedaan in zijn ambtelijke leven. Toen hij als kandidaat in Aalst en Poederoyen was bevestigd in 1646, was hij naast zijn kerkelijke taken ook nog verantwoordelijk voor de vorming van een inwonende privéstudent, Philip Huygens, de ziekelijke jongste en jonggestorven zoon van Constantijn Huygens.14 Hij moet dus wel bewezen pedagogische en didactische bekwaamheden hebben gehad 13 Op ’t Hof, Het gereformeerde Piëtisme, p. 141. 14 J.A. Worp, Briefwisseling, Deel 4, 1644-1649, DBNL. om een telg uit zo’n belangrijke familie te mogen vormen en lesgeven. In 1652 begon hij zijn dienstwerk als eerste predikant van de Hervormde Gemeente van Princenhage bij Breda. Daar viel hem de eer te beurt van de ingebruikname van de rooms-katholieke St. Martinuskerk. Die werd tot groot verdriet van de parochianen met een openbare plechtigheid ter beschikking gesteld van de gereformeerde minderheid, in aanwezigheid van een afvaardiging van stadhouder Willem de Tweede, officieren van het Staatse leger en kerkelijke afgevaardigden van de classis Breda.15 Tijdens zijn ambtsbediening in het niet ver van Alkmaar gelegen Obdam heeft hij dan tijd kunnen vinden voor zijn beide vertalingen. Zijn laatste levensfase bracht hij weer door in het noorden van Duitsland, het gebied waaruit hij ook afkomstig was. In Emden vond hij zijn laatste aardse bestemming. Hij is daar nog anderhalf jaar werkzaam geweest, waarna hij is overleden in de leeftijd van 45 jaar. Zonder zijn vertaalarbeid zou hij mogelijk al lang in vergetelheid geraakt zijn. Gezien het grote aantal herdrukken van Het zien op Jezus door de eeuwen heen kunnen we zonder overdrijving stellen dat deze betrekkelijk onbekend gebleven predikant de Kerk des Heeren met zijn vertaling een onschatbare dienst bewezen heeft. Hoeveel generaties Nederlanders hebben niet onderwijs ontvangen uit dit boek en zich herkend in de zielsoefeningen die Ambrosius beschrijft! Verantwoording van de wijze van vertalen Uitgangspunt voor deze vertaling is de 15 https://wijkbladprincenhage.net/wp-content/ uploads/2024/01/WP-Schuurkerkstraat.pdf. ten geleide

19 editie in The Compleat Works, London: Printed by R.C., B.T., G.S. 1701, die ook te raadplegen is in digitale vorm. Daarnaast is gebruikgemaakt van de gedrukte en de digitale Nederlandse versie van de uitgave van Den Hertog (Houten 1984). Deze uitgaven zijn ook nog vergeleken met andere Engelse en Nederlandse online versies. Sommige daarvan bleken bewerkingen te zijn. Ook de bekende editie van Den Hertog was enigszins bewerkt, in tweeledige zin. Enerzijds had Lampe niet alle passages integraal vertaald, maar wel veel bijbelteksten toegevoegd in de aanhef van de afzonderlijke boekdelen. Ook de citaten zijn heel verschillend behandeld. De aanhalingen uit de bijbelse talen en het Latijn zijn vaak slechts in vertaling opgenomen en sommige zijn ook weggelaten. Anderzijds waren gedeelten van deze editie ook al enigszins bewerkt op verzoek van de uitgever, om de leesbaarheid te verbeteren. De opdracht van de uitgever was om een integrale vertaling te bezorgen, die qua stijl, leesbaarheid en woordkeus dichter bij de lezers van nu uitkomt. Op die manier zou de stof van deze bijbels-bevindelijke verhandeling beter toegankelijk zijn en het leesgemak verbeterd kunnen worden. Ook een groot aantal van de lange zinnen is met dat doel opgedeeld. Daarnaast diende het taalkleed aan te sluiten bij de vroomheidsbeleving van de auteur, de eerste vertaler, het lezerspubliek en het bijbels-bevindelijk karakter van het oorspronkelijke boek. Dat getuigt nadrukkelijk van de geloofsoefeningen zoals die door de wedergeboren gelovigen, de bruid van Christus, beleefd worden. Vervreemding ten opzichte van de oude uitgave moest worden voorkomen, en de continuïteit van de overdracht en herkenning van de leer en vroomheidsbeleving van de puriteinen, waarvan Ambrosius een waardig voorbeeld is, moest gewaarborgd blijven. Het is aan de lezers om te bepalen in hoeverre dit alles in deze opzet geslaagd is. Mocht dat inderdaad het geval zijn, dan blijft een geestelijke gezindheid en affiniteit met de puriteinse vroomheidsbeleving onmisbaar om dit werk met profijt voor de ziel te kunnen lezen. Om uitvoering te geven aan de opdracht van de uitgever zijn de volgende zaken ter hand genomen: - het ongedaan maken van wat wij nu onjuiste vertaalkeuzes zouden noemen, alsmede van de toevoegingen van de eerste vertaler; - het mede vertalen van ontbrekende passages, zinnen en woorden (bijvoorbeeld in Boek 2); - het zo volledig als doenlijk was weergeven van de citaten en identiteit van de aangehaalde auteurs; - het weglaten van het zeer veel voorkomende voegwoord ‘and’, wanneer dit geen duidelijk taalkundig doel of retorisch belang meer dient; - het opdelen van een groot aantal zeer lange zinnen; het vermijden van archaïsch woordgebruik; weliswaar is gestreefd naar een tekst met een enigszins gedragen taalkleed; - het aanpassen van subtitels en plaatsen van tussenkopjes. Lampe was goed thuis in de theologische begrippen die door Ambrosius zijn gebruikt. In een enkel geval is nu gekozen voor andere uitdrukkingen. Een voorten geleide

20 beeld: de personele vereniging van de twee naturen van de Heere Jezus Christus is door Ambrosius zelf tamelijk consequent verwoord met hypostatic union, om de nauwe eenheid van de twee naturen in de ene Persoon van de Middelaar weer te geven. Daar is in deze editie dezelfde theologische term ‘hypostatische vereniging’ voor gebruikt. Ten slotte Het past ons de Heere te erkennen voor het mogen voltooien van deze grote opdracht. Daarnaast komt uitgever Hans Versloot veel dank toe voor zijn onuitputtelijk geduld, wijsheid en vriendelijkheid, voor de positieve insteek bij de begeleiding van dit vertaalproject en de tijd die hij de vertaler gegund heeft. Het is de hartelijke wens van uitgever en vertaler dat dit boek zijn weg mag vinden naar het hart van de lezers van onze dagen. De uitgever en vertaler ten geleide

Edelachtbare, Ooit had ik de vrijmoedigheid om een brief gericht aan u, edele, als voorwoord op te nemen in mijn boek getiteld Ultima. Sinds die tijd hebt u uw gebruikelijke gunstbetoon in toenemende mate voortgezet. Zoals de zon vrolijk is om het pad te lopen en na vele omwentelingen onvermoeid blijft, zo hebt u jaar op jaar onvermoeibaar uw grote vrijgevigheid kenbaar gemaakt. Daardoor zijn zowel ikzelf als mijn gezin bijzonder verkwikt. Daar ik niet anders kan doen dan bij wijze van dankbaarheid dit als zodanig te erkennen, zal ik zowel u, edelachtbare, als uw naaste betrekkingen aan de troon der genade gedenken. Mijnheer, nu heb ik dit werk geschreven waarin een noodzakelijk, praktisch en verheven voorrecht van ieder christen is begrepen. Het is ontstaan bij wijze van aanvulling op de andere plichten, beschreven in mijn boek Media. Vanwege mijn uitvoerige behandeling ervan heb ik het echter als een traktaat op zich apart gehouden. Waarlijk, ik verkies dit zien op Jezus als het voornaamste en het heeft mij grotelijks verbaasd dat het beschrijven ervan niet eerder is ondernomen door een bekwamer hand. Gewoonlijk gaan christenen in gebed, gebruiken zij de sacramenten, horen het Woord, lezen en overdenken het. En soms, hoewel spaarzamelijk, zetten zij zich tot de oefening van andere plichten, zoals zelfbeproeving, zelfverloochening, nut verkrijgen uit de ondervindingen, opheldering van de bewijzen, spontane en gezette meditatie, enzovoort. Maar hoe wordt intussen de belangrijkste, voornaamste werkzaamheid, ja, de plicht der plichten van het zien op Jezus geheel verwaarloosd! Aangezien velen ofwel de meesten er tot nu toe onkundig in zijn, meen ik dat het hoog tijd is om het de slaperige wereld bekend te maken. En het moge zo zijn, wanneer het helder dag wordt, dat zij zullen wandelen in het licht en God loven voor het uitdenken van een weg, waarin zij een onmiddellijker omgang mogen hebben met Jezus Christus. Ik zou wel wensen dat er anderen, meer bekwaam tot deze dienst, naar voren waren gekomen voor een nauwgezette behandeling van dit voortreffelijke onderwerp. Ik vind die wens in druk uitgesproken door een godvrezende broeder, waar hij klaagt ‘dat de liefde van Christus zo weinig overdacht werd’. Mensen zijn erg vlug geworden in het onderzoek naar andere waarheden, maar Opdracht Aan de edelachtbare William, graaf van Bedford, heer van Russel, baron van Thornehaugh.

22 traag in dit onderzoek. Een uitvoerige en nauwkeurige uiteenzetting van deze liefde van Christus, van deze liefde, zeg ik – het uitwerken van de zaligheid van onze ziel, van het begin tot het einde – moge wel op de juiste wijze opgetekend worden onder de gewenste dingen, de begeerte der godgeleerden. Het is namelijk maar weinig behandeld, behalve misschien ten dele door enkelen. Het is bepaald zeer droevig om te bedenken dat er niet wat meer onderzoek in een uitgewerkte reeks verhandelingen is gedaan naar de kennis van deze liefde van Christus, die van zo’n noodzakelijk en verheven belang is. O, wat een nobel evangelisch oogmerk zou het zijn voor iemand die in hoge mate vertrouwd is met de Geest, om de gehele geschiedenis van het Evangelie te doorlopen (het eeuwig Evangelie van Jezus), om de heerlijke stralen van de liefde van Christus tot de gelovigen in alles op te merken! Het zou kostelijk zijn als iemand dit werk ter hand zou willen nemen om het met dat doel te volmaken. Het is echter droevig om te bedenken dat het zo lang veronachtzaamd is. Naarmate de Heere mij bekwaam gemaakt heeft, heb ik een poging gewaagd. Als ik nu een berisping krijg omdat ik in mijn onbezonnenheid niet langer heb gewacht om te bezien of er een ster van groter helderheid verschijnen zou, dan neem ik de toevlucht tot u, edele, voor mijn bescherming. Niet alleen voor bescherming; ik smeek u en de uwen nederig om dit geringe werk door te lezen en de zaak in praktijk te brengen. Wie weet of de gouden olie der genade niet uit Jezus Christus, de ware Olijfboom, zal vloeien, zelfs uit deze takjes? Zo ja, dan zal uw eigen ondervinding een bevredigend antwoord vormen op elke andere berisping. Ik ben ervan overtuigd dat u uit deze oefening (hoe gering de aanwijzingen ook mogen zijn) het voordeel zult halen van het scheppen uit de bron. Zo zult u met meer genoegen drinken dan anderen die enkel gebruikmaken van de stromen. Mijnheer, het is mijn hartelijke wens dat u, mijn edele heer, en uw deugdzame vrouw, met uw veelbelovende nageslacht, door deze verhandeling geestelijk goed zullen mogen ontvangen, met alle andere bijstand die Gods goede voorzienigheid u in de hand moge stellen. U edele, van uw dankbare, getrouwe, hoewel zeer onwaardige dienaar, Isaac Ambrosius opdracht

Onder alle plichten die ik hiervoor heb genoemd, verzuimde ik er één waarop ik nu zie als de voornaamste en uitgelezene boven alle overige. Dit is de plicht die ik het zien op Jezus noem. Als ik de aanleiding moet onthullen waardoor ik hiertoe gekomen ben, zal ik dat oprecht en openhartig doen, naar de eenvoudigheid van het Evangelie, als volgt. In de lente van 1653 werd ik bezocht door een ernstige ziekte. Toen de Heere mij begon te herstellen, kwam het in mijn gedachten wat Jezus gedaan had aan mijn ziel, wat Hij aan het doen was en wat Hij nog aan haar zou doen totdat Hij haar volkomen zalig zou maken. In mijn bevatting van deze zaken kon ik geen begin van Zijn daden ontdekken dan in de eeuwigheid, eer de wereld geschapen was. Evenmin kon ik enig einde aan Zijn daden ontdekken dan in de eeuwigheid, nadat de wereld tenietgedaan zou zijn. Alleen, tussen deze twee uitersten ben ik verschillende handelingen van Jezus Christus indachtig geworden, zowel uit het verleden als in het heden, en voor de toekomst. Mijn ziel verheugde zich uitermate in de menigte van deze gedachten binnen in mij en dit genoegen wekte andere genegenheden in mij op – want een genegenheid komt niet alleen. Ik begon die teksten in de Schrift te overdenken, die allereerst de werkzaamheid van mijn genegenheden op zo’n gezegend Voorwerp leken af te dwingen, als een evangelische plicht. Daarna besloot ik, als de Heere Jezus mij inderdaad weer zou herstellen en mijn leven zou verlengen, dat ik zou trachten meer van deze Evangelieplicht te ontdekken dan ik ooit geweten heb. Opdat mijn inspanningen in deze mijn andere noodzakelijke werkzaamheden niet zouden belemmeren, was het mijn bedoeling om mij in de geregelde prediking op dit onderwerp te richten. Daarin zou ik gelegenheid hebben om zowel de Schriften als verscheidene schrijvers en mijn eigen hart te onderzoeken. In de loop der tijd ben ik aan dit werk begonnen. Ik heb Gods hulp afgesmeekt om dit tot een goed einde te brengen, zoals Hij mij ook genegen had gemaakt eraan te beginnen, opdat alles mocht strekken tot Zijn eer en het welzijn van de kerk. In de loop van mijn werkzaamheden ontdekte ik een wereld van geestelijke vertroosting, zowel met betrekking tot het Voorwerp dat ik behandelde, Jezus Christus, als wat de daad betreft waarin mijn plicht jegens Hem bestond: het zien op Jezus. 1. Wat het Voorwerp betreft, dat was het onderwerp waarover ik mij meer in het bijzonder voorgenomen had te prediken. ‘Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid’, zegt Paulus tot de Kolossenzen en hij voegt er onmiddellijk aan toe: ‘DenwelAan de lezer

24 ken wij verkondigen’ (Kol. 1:27, 28). En: ‘Mij, den allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven’. Welke genade? ‘Om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus’ (Ef. 3:8). Predikanten zijn gehouden om Jezus Christus overvloediger te prediken. Dr. Sibbes is daar duidelijk over: ‘Het is de bijzondere bediening van de dienaren van Christus om Christus te verklaren, het voorhangsel opzij te schuiven en de verborgenheden van Christus te ontvouwen.’ Daarom roept hij ertoe op ‘dat we ons zouden beijveren altijd iets aangaande Christus te zeggen of wat in die richting neigt. Wanneer we over de wet spreken, laat haar ons tot Christus drijven; over de zedelijke plichten, laat die ons onderwijzen om waardig naar Christus’ voorbeeld te wandelen. Christus, of iets wat gericht is op Christus, moest ons onderwerp en oogmerk zijn om ons naar te richten’.16 Ik kan vol overtuiging zeggen dat dit het lieflijkste onderwerp is waarover men ooit heeft gepreekt. Is het niet als ‘een olie die uitgestort wordt’, waarvan de reuk zo geurig is en waarvan de smaak zo zoet is dat alle maagden Hem daarom liefhebben? Omvat dit niet alle heerlijkheid, schoonheid, uitnemendheid, hetzij van de dingen in de hemel hetzij op de aarde? Is het geen zoete en diepe verborgenheid? Er zijn toch zeker boeken volgeschreven over Jezus Christus? Men vindt regel op regel, preek 16 Richard Sibbes (1577-1635) was een van de invloedrijkste puriteinen. Het citaat is te vinden in deel 5 van The Complete Works of Richard Sibbes, 1636; meermalen herdrukt. Zie ook Joel Beeke en Randall J. Pederson, Meet the Puritans, Grand Rapids 2006, waarin het citaat eveneens te vinden is. op preek, boek na boek, boekdeel na boekdeel en toch is het geheimenis zodanig, zoals iemand helder verwoordt, dat wij allen tot nu toe slechts als het ware op de eerste bladzijde van een enkel catechisatieboekje over Jezus Christus zijn. Ja, Salomo kwam niet verder dan ‘hoe is Zijn Naam?’ (Spr. 30:4).17 Ik vrees dat velen van ons Naam noch zaak kennen. Het is wel een onderzoek waardig om steeds weer nieuwe ontdekkingen van deze gezegende verborgenheid te doen. Het ware te wensen dat alle dienaren van Christus zich zouden uitputten in het spellen, lezen en verstaan ervan. Zie, zoals een belangrijke kwestie de bekwaamheid van vele geleerden vereist – en die allen zijn nog niet toereikend wanneer zij samengevoegd worden – om een goede ontdekking te doen, zo is ook dit verheven onderwerp, deze heilige, gewijde en heerlijke verborgenheid de moeite van alle geleerden waard. Indien zij al hun aantekeningen bijeen zouden brengen en al hun onderzoek zouden bundelen (wat ik enigermate heb gepoogd te doen in de navolgende verhandeling), zij zouden ontdekken dat er nog maar weinig van deze verborgenheid bekend is in vergelijking met wat nog overig en onbekend is. Dit slechts zouden zij moeten weten: quod difficile intellectu, delectabile inquisitu, ‘datgene wat zwaar is om te verstaan, is kostelijk om te onderzoeken’, aldus Bernardus. Zo heb ik het ook bevonden. 2. Wat de daad van het zien op Jezus betreft, alomvattend als die is in het kennen van, verlangen naar, hopen op, geloven in en 17 Citaat uit het voorwoord van Samuel Rutherfords boek, Christus stervende en zondaren tot Zich trekkende. aan de lezer

25 liefhebben van Hem, zo ook in het zich verblijden. Hoe kon ik anders dan vervuld zijn met onuitsprekelijke en heerlijke vreugde terwijl ik in dit onderzoek, het schrijven en vooral in het werkzaam oefenen van mijn ziel in dit zien bezig was? Is er enige plicht op aarde die gelijkt op de plicht van de heiligen in de hemel, zo durf ik te zeggen dat het deze is. In zijn voorwoord van Christus stervende en zondaren tot Zich trekkende schrijft Samuel Rutherford aldus: ‘Het leven in Christus en uit Christus in daden van zien, zich verheugen, omhelzen, liefhebben en op Hem rusten is godgeleerdheid van middaghoogte en theologie van de gelukzalige aanschouwing. Er is een algemene vergadering van onmiddellijk verlichte godgeleerden rondom de troon, die nacht en dag Christus onderzoeken, verhandelen, prediken en prijzen. O, de stralen, schittering en flitsen van geestelijke vervulling, van het aanschouwen en genieten, van het leven in Hem en het vurig liefhebben, die afkomstig zijn van dat aangezicht, dat Goddelijk aangezicht van de Heere God almachtig en van het Lam Dat in het midden van hen is! O, wat een overdenkingen en uitgangen van geestelijk aanschouwen, omhelzen, liefhebben en zich verwonderen keren weer naar Hem terug in een cirkelgang van heerlijkheid!’ Welnu, als dit de plicht is van de heiligen die volmaakt zijn in heerlijkheid, volgen wij hen dan niet na, om ook iets van de hemel in onze navolging gewaar te worden in ons zien op Jezus? Ik schrijf over wat ik enigermate heb ondervonden en waarvan ik hoop nog meer te ondervinden. Daarom, wie u ook bent die dit leest, ik smeek u: kom, verwarm uw hart aan dit gezegende vuur! O, kom en ruik de kostelijke olie van Jezus Christus! O, kom en ‘heb groten lust in Zijn schaduw, en zit eronder’! (Hoogl. 2:3). O, dat alle mensen (in het bijzonder degenen die dit boek in handen zullen krijgen) zich heden zouden storten op de beoefening van deze evangelische kunst van het zien op Jezus! Als zij hierin niet iets van de hemel ontdekken, zou mijn bekwaamheid mij begeven. Laten zij slechts bidden dat naargelang zij zien op Hem, er zo een heilzame werking van Hem mag uitgaan om hun ziel te vervullen. Lezer, nog één ding heb ik u te zeggen. Als u wilt weten hoe u in deze plicht blijvend moet voortgaan – evenals u uw morgen- en avondgebed doet – dan zou u er goed aan doen om elke dag, hetzij ’s morgens of ’s avonds, het ene gedeelte van deze plicht op zekere tijd en een ander gedeelte op een ander ogenblik waar te nemen. Houd er ten minste een aaneengesloten poosje tijd voor aan. Ik ken sommigen die in een voortdurende dagelijkse gang in het verborgen deze twee noodzakelijke plichten van overdenking en gebed volbrengen. Wat de stof van hun overdenking is, daarvan ben ik niet geheel zeker. Alleen de ervaring kan ons leren of het over de hemel of de hel is, of het over zonde of genade is, of wat het ook moge zijn. Als wij ons voortdurend of herhaaldelijk oefenen in hetzelfde onderwerp, zijn we geneigd achteloos, koud of vormelijk te worden. De reden is dat wij van één zaak spoedig genoeg krijgen, tenzij dat ene alles is. Welnu, dat is Christus, want ‘Christus is alles’ (Kol. 3:11). Maak dan slechts eenmaal daags deze Jezus Christus tot uw Voorwerp, om te aan de lezer

26 kennen, te overdenken, naar te verlangen, op te hopen, in te geloven, zich in te verblijden, aan te roepen en gelijkvormig te worden. Maak Hem tot uw Voorwerp in de onderscheiden hoedanigheden van Zijn voornemen, belofte en uitvoering van uw verlossing; in Zijn geboorte, leven, dood, opstanding, hemelvaart, zitten aan Gods rechterhand, voorbede en wederkomst. Laat een van deze punten uw dagelijkse oefening zijn, om zo iedere dag van begin tot eind verder te gaan met het aldus zien op Jezus. Ik denk zo dat het u nooit zou vermoeien. En waarom niet? O, omdat er zo’n veelzijdigheid in deze stof is om in te zien; en er is verscheidenheid in de wijze van het bezien. Zo zou u bijvoorbeeld een dag uw kennen van Jezus kunnen beoefenen zoals Hij het grote werk van uw zaligheid in Zijn eeuwigheid heeft uitgevoerd; de volgende dag in dit opzicht het beschouwen van Jezus; de dag daarna het verlangen naar Jezus in dat opzicht; de daaropvolgende dag het hopen op Jezus in dat opzicht, enzovoort, totdat u aankomt bij de laatste dag van het werk. Naast de uitvoerige behandeling van het Voorwerp in elke afdeling, juist in deze uitgaande daden naar het Voorwerp, zou dit uitkomen op een totaal van 81 dagen.18 De heer Lockyer heeft over Kolossenzen 1:16 opgemerkt ‘dat een vrome ziel niet vermoeid kan raken van het beschouwen van Jezus’.19 Hoeveel te min kan zij zichzelf vermoeien in het zien op Jezus, wat nog veel meer omvat dan het beschouwen van Jezus? Kom, beproef deze plicht en wees er ten minste 81 dagen in het jaar standvastig in en vervolgens uw leven lang jaarlijks 81 dagen. Ik zal u dan van uw overdenkingen over ieder ander onderwerp niet afhouden, maar het overige deel van het jaar, wat meer omvat dan driekwart, aan uw eigen keuze overlaten. Indien u hier een vast besluit over neemt, zal ik niet meer zeggen dan: ‘De Heere zij met u.’ Mocht u vroeger of later enig voordeel uit dit werk behalen, geef dan God de eer, en gedenk hem in uw gebeden die deze moeite genomen heeft om de eer van Christus en het welzijn van uw ziel. Aldus verblijft, uw dienaar in Christus Jezus, Isaac Ambrosius 18 Noot van Ambrosius: ‘Ik neem aan dat de lezer het gehele boek ten minste eenmaal zal lezen. En dan laat ik het lezen of niet lezen over elk onderdeel aangaande het Voorwerp gedurende 81 dagen per jaar, wat deze voortdurende dagelijkse oefening betreft, aan zijn eigen welnemen over. Als het maar in zijn geheel of ten dele iets bijdraagt aan het kennen van Jezus in bepaalde opzichten’. 19 Nicholas Lockyer (1611-1685), England faithfully watcht with, in her wounds, John Rothwell, London 1646. Lockyer was een overtuigd aanhanger van de independistische vorm van kerkregering. aan de lezer

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==