29 boek 1 Het is niet mijn bedoeling om op deze Naam te staan als onderscheiden van enige andere naam van Christus. Hij wordt vaak Christus genoemd, en Heere, en Middelaar, en Zoon van God, en Immanuël. Maar Jezus is dit alles. Jezus is de Christus, aangezien Hij Gods Gezalfde is. Jezus is de Heere, aangezien Hij heerschappij heeft over de gehele wereld. Jezus is de Middelaar, daar Hij de Verzoener is tussen God en de mens. Jezus is de Zoon van God, aangezien Hij van eeuwigheid gegenereerd is vóór de wereld was. En Jezus is Immanuël, aangezien Hij vlees aannam en dus God-met-ons werd. Alleen omdat Jezus ‘Zaligmaker’ betekent en die naam Hem louter om die reden gegeven werd, zal het mijn oogmerk zijn om meer in het bijzonder op Jezus te zien in Zijn uitvoeren van het grote werk van onze zaligheid, van begin tot eind. ‘Want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden’. Dit is inderdaad de blijde boodschap, het Evangelie, het Evangelievoorrecht en onze evangelische plicht - het zien op Jezus. 1. De plicht van het afzien van alle andere dingen bevestigd en verklaard Wij moeten echter eerst afzien van alle andere dingen. De aanmerking is deze: wij moeten onze gedachten aftrekken van alles wat ons in onze christelijke loopbaan zou kunnen afleiden van het zien op Jezus. Àφoρѽντες, het eerste woord, of het eerste deel van het woord in mijn tekst spreekt dus tot ons: handen afhouden en de ogen afwenden van alle dingen die ons in de weg zouden staan van Jezus Christus. Het schiet mij te binnen, dat boven de deur van Plato geschreven was: Hier moet niemand ingaan, dan die een aardmeetkundige is. Maar boven de deur van mijn tekst is juist het tegendeel geschreven: Geen aardsgezind mens moet hier ingaan. Wat ook ter wereld, hoe uitnemend het ook mag zijn, als dit het zien op Jezus Christus in de weg staat, mag het niet op dezelfde lijn staan. Wij moeten niet blikken op, of lonken naar enig ding dat ons kan hinderen in het heerlijk en liefelijk aanschouwen van Jezus. Zo was ’s Heeren bevel aan Lot: ‘Zie niet achter u om’ (Gen. 19:17). Sodoms boosheid moest hij zó verzaken en verfoeien, dat hij die geen blik waardig moest keuren. ‘Te dien dage zal de mens zien naar Dien Die hem gemaakt heeft, en zijn ogen zullen op den Heilige Israëls zien. En hij zal niet aanschouwen de altaren, het werk zijner handen’ (Jes. 17:7, 8). Het was de vrucht van Gods kastijding over het uitverkoren Israël, dat het volk niet zou zien op de altaren, opdat zij hun ogen niet lieten afleiden of zouden afwenden van hun Maker. ‘Dewijl wij niet aanmerken de dingen die men ziet, maar de dingen die men niet ziet’, zegt Paulus (2 Kor. 4:18). Het doel van een christen gaat alle aardse dingen voorbij en te boven. O, als een ziel te weten komt wat een eeuwige God, een eeuwige Jezus en een eeuwige kroon betekenen; als de ziel dat grote werk van Christus verstaat, om arme zondaren zalig Hoofdstuk 2
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==