Een gouden kleinood

15 Aan de lezer Christelijke lezer, Al lange tijd en via verschillende mensen bereiken mij verzoeken8 om enige van de nagelaten geschriften van mijn vader in druk openbaar te maken. Dan kan dat, waar nu alleen ikzelf en mijn familie nut van hebben, ook dienen tot stichting van velen. Maar ik vond het bezwaarlijk om te besluiten tot uitgave hiervan, omdat de laatste schaaf van de auteur er niet doorheen gegaan was. Daarom worden postume uitgaven gewoonlijk ook minder gewaardeerd.9 Maar omdat sommige mensen bleven aanhouden, heb ik ten slotte besloten om aan hun verzoek te voldoen en een geschikt voorbeeld ervan aan de wereld te tonen. Zo kan ik zien of zijn geschriften na zijn dood hetzelfde onthaal zullen vinden als die welke tijdens zijn leven zijn uitgegeven. Als dat zo is, kan dat ertoe leiden nog meer ervan uit te geven, zoals de Psalmen 2, 3, 4, 8, 23 en 32; Haggaï; het eerste hoofdstuk van Joël; Johannes 17 en Mattheüs 5. Verder de brief aan Timotheüs en nog verschillende andere delen, evenals zijn verklaring van de Catechismus. Maar eerst zullen we het oordeel van de oordeelkundige lezer10 (over het verder uitgeven van deze 8 ‘Ben al over lange versocht, en van verscheydene dickmalen aengesproken’. 9 ‘waeromme oock de Opera Posthuma ordinaris soo niet en werden geestimeert’. 10 ‘vanden bescheyden Leser’.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==