HIJ ZAL GENADE EN ERE GEVEN
Ds. P. de Vries Hij zal genade en ere geven Herinneringen aan kinderen van God DEN HERTOG - HOUTEN
© 2025 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3369 5 Illustratie omslag: De Hervormde Kerk van Opheusden. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
7 Inhoud Woord vooraf ........................................................................... 9 1. Tranen van vreugde ............................................................... 13 Cornelia Neeltje de Vries-Kalkman (1858-1911) 2. ‘Wie heeft lust den Heer’ te vrezen?’ ................................. 19 Willem van ’t Spijker (1926-2021) 3. Hij getuigde van het Evangelie dat voor geen geld te koop is . ....................................................................... 31 Johan Jacob (Johan) Frinsel (1927-2021) 4. Op de kroningsdag van Christus ging hij Gods heerlijkheid binnen . .............................................................. 53 Maarten Cornelis (Maarten) Tanis (1929-2024) 5. Zij was een moeder in Israël ................................................. 61 Marrigje (Map) den Ouden-van Dam (1929-2025) 6. Een schipper die alleen door genade thuiskwam . ............ 75 Aart Nobel (1929-2018) 7. Een vrijmoedig getuige van Gods lof ............................... 101 Geerit (Gerard) van Dam (1940-2021)
8 8. Een vriend die ik op aarde slechts eenmaal heb ontmoet ......................................................................... 115 Piet Janse (1940-2024) 9. Een oprechte christin met een aangevochten geloof . . . . 121 Eigje Liedewij (Eike) Bor-Pellikaan (1943-2025) 10. Voor hem was Augustinus een gids terug naar de kerk en naar God ........................................................................... 131 Evert Mouw (1976-2024)
9 Woord vooraf Het is voor de vierde keer dat er een bundel met levensschetsen verschijnt van kinderen van God die op mijn weg werden geplaatst. Op mijn overgrootmoeder na zijn het allemaal mensen die ik persoonlijk heb gekend en ontmoet. Deze levensschetsen zijn niet geschreven om deze personen in het middelpunt te plaatsen, maar om daarmee duidelijk te maken dat Christus nog steeds doorgaat met het vergaderen, beschermen en vermeerderen van Zijn Kerk. Evenals bij mijn vorige boeken met herinneringen aan kinderen van God het geval was, zijn de beschreven personen naar geboortejaar geordend. Ook nu gaat het om mensen die heel verschillend zijn van afkomst en kerkelijke richting. Hun inzichten waren lang niet in alle opzichten gelijk. De volkomen harmonie en eensgezindheid tussen Gods kinderen is immers ook geen zaak van deze bedeling, maar van de toekomende heerlijkheid. Wat al Gods kinderen hier op aarde met elkaar verbindt, is dat zij genade ontvingen, dat zij door genade bij de Heere en Zijn dienst bewaard blijven en dat alleen genade hen thuis zal brengen. Dat is voor ons allen nodig. Ook voor deze bundel levensschetsen is het mijn wens dat iedereen die ze leest om Gods genade leert vragen en uit Gods genade mag (gaan) leven. Dan zullen we de Naam van de Heere Jezus leren aanroepen en belijden. Iedereen die dat door genade doet, is hier reeds zalig en ontvangt eenmaal de volle zaligheid.
10 Als God ons hier genade geeft, mogen we in beginsel al direct, en na het sterven naar lichaam en ziel beide, en dat met alle heiligen, de Heere de eer geven. Aan het ontvangen van genade is ook het ontvangen van eer, van de eeuwige heerlijkheid en gelukzaligheid, onlosmakelijk verbonden. Dat betuigt ons de Schrift: ‘De Heere zal genade en ere geven’ (Ps. 84:12). Dan hebben we ook vanuit de kerkgeschiedenis een wolk van getuigen om ons heen die ons aansporen. God gaat door met Zijn werk. Ik besluit met de hertaling van een tweetal coupletten uit het gezang van Isaac Watts, ‘Our God, our Help in ages past’, een gezang dat zelf weer een vrije weergave is van Psalm 90: O God, Die droeg ons voorgeslacht in nacht en stormgebruis, bewijs ook ons Uw trouw en macht, wees eeuwig ons tehuis! O God, Die droeg ons voorgeslacht in tegenspoed en kruis, wees ons een gids in storm en nacht, en eeuwig ons tehuis! Nunspeet, juli 2025 ds. P. de Vries
13 – 1 – Tranen van vreugde Uit het leven van Cornelia Neeltje de Vries-Kalkman (1858-1911) Bij tranen denken we aan verdriet en bij lachen aan vreugde. Toch hebben we het wellicht zelf weleens meegemaakt of zo niet, dan toch bij anderen gezien, dat bij hen door de overweldigende vreugde die zij ervoeren, de tranen in de ogen kwamen of zelfs over de wangen liepen. Dat kan zeker gebeuren en is meer dan eens gebeurd wanneer vreugde in God in een bijzondere mate wordt ontvangen. Thuislezers In dit verband denk ik aan mijn overgrootmoeder van vaders zijde. Zij overleed op 52-jarige leeftijd. Mijn opa was haar jongste zoon en was dertien jaar oud toen zijn moeder overleed. Met hun trouwen waren mijn overgrootouders in Lekkerkerk gaan wonen. De eerste jaren van hun huwelijk las mijn overgrootvader op zondag preken, terwijl zijn vrouw en later hun kinderen toeluisterden. De prediking in de plaatselijke Hervormde Gemeente was vrijzinnig en andere kerkelijke gemeenten waren er niet. Mijn overgrootmoeder was van huis uit christelijk gereformeerd. Mijn overgrootvader was liberaal hervormd opgevoed, maar
14 nog vóór zijn trouwen was hij tot bekering gekomen. Gesprekken met een collega op de scheepswerf waar hij werkte, waren daarvoor het middel geweest. Hij kwam terecht in kringen van zogenaamde thuislezers, die zich bevonden aan de rand van de Hervormde Kerk. Deze thuislezers zagen uit naar het herstel van de Hervormde Kerk. Kon men plaatselijk niet hervormd kerken, dan las men thuis preken. Alle afgescheiden kerken wees men van de hand. Afgescheidenen hadden niet geleerd onder het kerkelijk oordeel te bukken, zo was hun overtuiging. Als het om de boodschap van het Evangelie ging, waren mijn overgrootouders eensgezind. Mijn overgrootmoeder kwam uit een bevindelijk-gereformeerd milieu. Dat blijkt wel uit het feit dat haar broer reeds in de tijd dat hij nog ouderling was van de Gereformeerde Kerk van Krimpen aan de Lek, zeer bevriend was met de oud-gereformeerde predikant Laurens Boone. Echter, in kerkelijk opzicht dachten mijn overgrootouders verschillend. Huilen van blijdschap In 1892 – meerdere jaren na het trouwen van mijn overgrootouders – verenigde het overgrote deel van de Christelijke Gereformeerde Kerk zich met de Nederduits Gereformeerde Kerk tot de Gereformeerde Kerken in Nederland. Vanaf 1947 noemt het deel dat niet meeging met de vereniging zich Christelijke Gereformeerde Kerken. In Lekkerkerk werd een jaar na de vereniging van 1892 een Gereformeerde Kerk gevormd. Daar is mijn overgrootmoeder toen gaan kerken. Haar man bleef thuis preeklezen, omdat zoals aangegeven naar zijn overtuiging alle afgescheiden kerken mensenwerk waren. Zeker is dat voor mijn overgrootmoeder de prediking die zij in de Gereformeerde Kerk mocht horen niet ongezegend bleef. Mijn
15 opa was een kleine jongen, toen zijn moeder na een dienst huilend de kerk uitging. Ds. J.H. Landwehr, die onder andere bekend is geworden door zijn kleine biografie over Herman Bavinck, had gepreekt over de witte keursteen uit Openbaring 2:17. Onder deze preek kwam zij tot geestelijke ruimte. Nu mocht zij weten dat de witte keursteen met een nieuwe naam erop geschreven ook aan haar was geschonken. Mijn opa was als jongetje van vier à vijf jaar ontdaan dat zijn moeder huilde, en hij begon ook te huilen. Hij dacht dat zijn moeder heel verdrietig was. Toen haar zoontje begon te huilen, kwam mijn overgrootmoeder tot zichzelf en zei: ‘Maar jongen, ik huil niet van verdriet, maar van blijdschap.’ Mijn opa is dit voorval nooit vergeten. Heel blijmoedig is zij een aantal jaren later afgereisd naar een beter vaderland. De gezelschapsvrienden van mijn overgrootvader hadden weinig vertrouwen in het peil van het geestelijke leven in de afgescheiden kerken. Toen ze echter mijn overgrootmoeder op haar sterfbed hoorden getuigen van de zekerheid dat niets haar kon scheiden van Gods liefde in Christus en dat zij spoedig alle strijd te boven zou zijn, betuigden zij dat mijn overgrootmoeder meer kennis van Christus had dan zij allemaal bij elkaar. Vooroordelen veroorzaakt door kerkmuren, vielen toen helemaal weg. ‘De moeder’ Om ten slotte nog een keer terug te komen op dat huilen van blijdschap, dan denk ik aan een gedicht van Geerten Gossaert, het pseudoniem van prof. dr. F.C. Gerretson (1884-1958). Hij schreef een gedicht waarin hij, zinspelend op de gelijkenis van de verloren zoon, een zoon afscheid laat nemen van zijn moeder. Hij gaat weg met de bedoeling nooit meer terug te komen, en
16 toch keert deze zoon na jaren berooid en ziek terug. Dan geeft Geerten Gossaert aan dat bij een vreugde die zo groot is, zelfs tranen nog tekortschieten. Hij besluit het gedicht ‘De moeder’ met het volgende couplet: En toen, na jaren, Melaats, een zwerver Ter poorte klaagde: Uw zóón keert weer… Zag zij hem aan en Vond gene tranen, Voor zoveel vréúgde geen tranen meer.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==