Hij zal genade en ere geven

15 opa was een kleine jongen, toen zijn moeder na een dienst huilend de kerk uitging. Ds. J.H. Landwehr, die onder andere bekend is geworden door zijn kleine biografie over Herman Bavinck, had gepreekt over de witte keursteen uit Openbaring 2:17. Onder deze preek kwam zij tot geestelijke ruimte. Nu mocht zij weten dat de witte keursteen met een nieuwe naam erop geschreven ook aan haar was geschonken. Mijn opa was als jongetje van vier à vijf jaar ontdaan dat zijn moeder huilde, en hij begon ook te huilen. Hij dacht dat zijn moeder heel verdrietig was. Toen haar zoontje begon te huilen, kwam mijn overgrootmoeder tot zichzelf en zei: ‘Maar jongen, ik huil niet van verdriet, maar van blijdschap.’ Mijn opa is dit voorval nooit vergeten. Heel blijmoedig is zij een aantal jaren later afgereisd naar een beter vaderland. De gezelschapsvrienden van mijn overgrootvader hadden weinig vertrouwen in het peil van het geestelijke leven in de afgescheiden kerken. Toen ze echter mijn overgrootmoeder op haar sterfbed hoorden getuigen van de zekerheid dat niets haar kon scheiden van Gods liefde in Christus en dat zij spoedig alle strijd te boven zou zijn, betuigden zij dat mijn overgrootmoeder meer kennis van Christus had dan zij allemaal bij elkaar. Vooroordelen veroorzaakt door kerkmuren, vielen toen helemaal weg. ‘De moeder’ Om ten slotte nog een keer terug te komen op dat huilen van blijdschap, dan denk ik aan een gedicht van Geerten Gossaert, het pseudoniem van prof. dr. F.C. Gerretson (1884-1958). Hij schreef een gedicht waarin hij, zinspelend op de gelijkenis van de verloren zoon, een zoon afscheid laat nemen van zijn moeder. Hij gaat weg met de bedoeling nooit meer terug te komen, en

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==