Een geopende deur

EEN GEOPENDE DEUR

Een geopende deurDe Dordtse Leerregels over de verkiezing DS. P.J. DE RAAF DEN HERTOG - HOUTEN

Uitgave in samenwerking met de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten. © 2025 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3373 2 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

5 Inhoud Woord vooraf 7 Inleiding: de Dordtse Leerregels 11 1. Zonde en genade 15 Paragraaf 1 en 3 2. Ongeloof en geloof 24 Paragraaf 4 en 5 3. Verkiezing en verwerping 32 Paragraaf 6 4. Uitverkoren in Christus 40 Paragraaf 7a 5. Zalig gemaakt door Christus 49 Paragraaf 7b 6. Gods verkiezing is onvoorwaardelijk 59 Paragraaf 8 en 9 7. Gods verkiezing is onafhankelijk 68 Paragraaf 10 8. Gods verkiezing is onveranderlijk 76 Paragraaf 11 9. Komen tot de zekerheid van de verkiezing 84 Paragraaf 12 10. De zekerheid van de verkiezing uitgewerkt 94 Paragraaf 13 11. De verkondiging van de verkiezing 102 Paragraaf 14

6 12. Verworpen door God 110 Paragraaf 15 13. Verworpen om eigen schuld 118 Paragraaf 15 14. Een rechtvaardige straf 126 Paragraaf 15 15. Pastorale adviezen aan zoekers 134 Paragraaf 16a 16. Pastorale adviezen aan zwakken 142 Paragraaf 16b 17. Pastorale adviezen aan zorgelozen 150 Paragraaf 16c 18. Pastorale adviezen aan rouwende ouders 157 Paragraaf 17 19. Verwondering en aanbidding 167 Paragraaf 18

7 Woord vooraf ‘Je moet wel uitverkoren zijn...’ ‘Heeft bidden wel zin als de Heere alles vooraf besloten heeft?’ ‘Mensen worden lijdelijk als ze veel over de verkiezing horen preken.’ Al eeuwen debatteren en piekeren kleine, nietige mensen over Gods verkiezing. De meningen buitelen over elkaar. De gewone kerkganger vindt er iets van, maar ook mensen met theologische titels ventileren hun mening. Best verwarrend soms. Gelukkig zijn wij niet de eersten die met deze vragen worstelen. Al vierhonderd jaar onderschrijven alle reformatorische kerken in Nederland de Dordtse Leerregels. Daarmee bedoelen we niet dat de Dordtse Leerregels een toevoeging zijn op de Bijbel of in plaats van de Bijbel gekomen zijn. Nee, met deze belijdenis spreken we uit dat de Dordtse Leerregels de bijbelse leer van de verkiezing eerbiedig, eerlijk en volledig naspreken. In de zomer van 2024 was Zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus aan de beurt in de leerdienst van de gemeente van Boskoop. In deze Zondag wordt gezegd over Gods kinderen dat ze ‘tot het eeuwige leven uitverkoren’ zijn. Omdat er veel vragen, ook hartenvragen, leven bij jongeren en ouderen over Gods verkiezing heb ik aansluitend een serie preken gehouden over de verkiezing aan de hand van hoofdstuk 1 van de Dordtse Leerregels. In biddend opzien tot de Heere heb ik

8 geprobeerd om in deze preken eenvoudig uit te leggen wat er staat. Dit boek is tot stand gekomen door een bewerking van deze preken voor jongvolwassenen. Jan-Reint ten Hove uit Rijssen ben ik veel dank verschuldigd voor het uittypen van de preken. Ook een woord van dank aan het adres van Hans Versloot van uitgeverij Den Hertog is op zijn plaats, die een groot deel van de bewerking op zich heeft genomen. Deze uitgave komt tot stand in samenwerking met de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten. Directeur Evert Barten heeft de tekst meegelezen en de opbrengst van deze uitgave is bestemd voor het belangrijke werk dat de Jeugdbond mag doen voor onze jongeren. In de Dordtse Leerregels komen allerlei belangrijke en actuele vragen aan de orde. Het is mijn uitzien om door middel van dit boek de bijbelse antwoorden van Dordt aan je door te geven. Juist omdat er zoveel verwarring is op dit gebied en het remonstrantisme levendiger is dan ooit. De hervormde dominee L. Vroegindeweij zei zeventig jaar geleden al: ‘Vroeger noemden de remonstranten zich remonstrant. Toen waren ze gemakkelijk te herkennen. Maar nu zeggen de remonstranten dat ze gereformeerd zijn.’ Hij bedoelde te zeggen: er zijn mensen die zeggen dat ze de Dordtse Leerregels volgen en zich houden aan de Bijbel, maar ondertussen... In de praktijk van hun denken en spreken zijn ze op en top remonstrant. Het gaat ook niet om kleine dingen! Het gaat over de vraag hoe jij behouden kunt worden. Is dat jouw keuze of een genadegave van God? Werk jij daarin mee of tegen? Is Gods genade voor mensen die willen of die onwillig zijn? Is Gods genade tegen

9 te houden of allesoverwinnend? Al dit soort vragen komen aan de orde. En wat ik aan het begin van dit boek al met klem tegen je wil zeggen: Gods verkiezing is geen muur om tegen te pletter te lopen, maar... een geopende deur! Boskoop, zomer 2025 Ds. P.J. de Raaf

11 Inleiding de Dordtse Leerregels Voordat we beginnen aan het boek zelf is het goed dat je iets weet over de achtergrond van de Dordtse Leerregels. Als je iets van kerkgeschiedenis weet, zie je dat de tijden wel veranderen, maar dat bepaalde dingen steeds weer terugkomen. Zo ook deze vraag: Wie bepaalt nu of jij zalig wordt? Ligt dat al vast voordat je geboren wordt of hangt dat af van jouw reactie op Gods nodiging? In de Vroege Kerk stelde de monnik Pelagius dat de mens een vrije wil heeft om te kiezen voor de zonde of het dienen van de Heere. Zijn tegenstander Augustinus benadrukte dat wij door onze zonden het goede niet meer willen en kunnen en volledig afhankelijk zijn van Gods genade. In de eeuwen die volgden koos de Rooms- Katholieke Kerk een soort middenweg tussen de positie van Pelagius en Augustinus. De mens is volledig afhankelijk van Gods genade, maar moet toch wel meewerken. Je moet biechten, deelnemen aan de mis, goede werken doen en vertrouwen op het werk van Jezus én de heiligen. De Heere gaf in Zijn goedheid een reformatie in de kerk, waarin de boodschap van de Bijbel weer helder klonk. Zalig worden is alleen door Gods Woord, alleen door het geloof, alleen uit genade. Wat bleek deze boodschap een bevrijding te zijn voor onrustige harten van zondige mensen! De boodschap van de Reformatie werd samengevat in verschil-

12 lende belijdenisgeschriften. Twee daarvan zijn heel bekend gebleven. De Heidelbergse Catechismus is bedoeld voor het onderwijs aan jongeren binnen de kerk. De Nederlandse Geloofsbelijdenis werd opgeschreven om de reformatorische leer uit te leggen aan de vijandige Roomse overheid. De belijdenisgeschriften waren bedoeld om de eenheid te bevorderen. Helaas ontstonden al snel meningsverschillen tussen predikanten. Deze meningsverschillen werden besproken in theologische debatten, maar waren ook te merken in de prediking. Er waren predikanten die meer vrijheid wilden om op bepaalde punten anders te denken en te preken. Ze maakten bezwaar tegen bepaalde onderdelen van de belijdenisgeschriften, onder andere tegen Zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus en artikel 16 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waarin het gaat over Gods verkiezing. In 1610 schreven 44 predikanten een zogeheten remonstrantie, een bezwaarschrift, waarin ze hun bezwaren onder woorden brachten. Daarom werden ze in het vervolg ‘remonstranten’ genoemd. Wat waren hun bezwaren? Ook de remonstranten geloofden in de uitverkiezing. Zij stelden dat God die mensen uitverkoren heeft, van wie Hij van tevoren wist dat ze zouden gaan geloven. Terwijl hun tegenstanders, die contraremonstranten genoemd werden, stelden dat de Bijbel leert dat het precies andersom is. God heeft mensen uitverkoren zodat ze zouden geloven. Het geloof is dus niet de oorzaak van de uitverkiezing, maar de uitverkiezing de oorzaak van het geloof. Omdat de partijen niet tot overeenstemming kwamen, werd uiteindelijk besloten om een synode te beleggen waarin de remonstranten zich moesten verantwoorden over hun afwijkende leer. Omdat de remonstranten tijdens de synode

13 niet meewerkten, maar voortdurend protesteerden en ontwijkende antwoorden gaven, zijn ze op een bepaald moment weggestuurd. De leden van de Dordtse Synode hebben toen, samen met afgevaardigden van de buitenlandse kerken, na uitvoerig overleg opgeschreven wat de Bijbel leert over de verkiezing. Ze gaan niet in de eerste plaats in het verweer tegen de remonstranten, maar brengen onder woorden wat de Heere in Zijn Woord heeft geopenbaard over de verkiezing. In dit boek vind je het complete hoofdstuk 1 van deze Dordtse Leerregels uitgelegd. Elk hoofdstuk begint met enkele artikelen, waarna de uitleg volgt. Bij elk hoofdstuk hoort ook een stukje Bijbellezen. Doe dat, want zo ga je zien dat onze belijdenis gegrond is op Gods Woord.

15 – 1 – Zonde en genade Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben, en des vloeks en eeuwigen doods zijn schuldig geworden, zo zou God niemand ongelijk hebben gedaan, indien Hij het ganse menselijk geslacht in de zonde en vervloeking had willen laten en om de zonde verdoemen, volgens deze uitspraken van den apostel: De gehele wereld is voor God verdoemelijk. Zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods (Rom. 3:19, 23). En: De bezoldiging der zonde is de dood (Rom. 6:23). Maar hierin is de liefde Gods geopenbaard, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe (1 Joh. 4:9; Joh. 3:16). En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en wanneer Hij wil; door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, den Gekruisigde. Want hoe zullen zij in Hem geloven van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? (Rom. 10:14, 15). Dordtse Leerregels, I, paragraaf 1-3 » Lees in je Bijbel: Genesis 3:1-15

16 Je denkt misschien weleens: als ik niet uitverkoren ben, kom ik er toch niet. Of: ik kan wel bidden, maar als ik verworpen ben, zal God mij niet horen. Dat zijn heel beklemmende gedachten! Gedachten die je bang kunnen maken of moedeloos. Kloppen deze gedachten eigenlijk wel? Waar moet je beginnen als je denkt over de uitverkiezing? Het is belangrijk en bijbels dat de Dordtse Leerregels het hoofdstuk over de verkiezing beginnen door terug te bladeren naar de eerste bladzijden van de Bijbel. Ze beginnen niet in de eeuwigheid, met te redeneren over God en Zijn besluiten. Ze beginnen ook niet te fantaseren over de verkiezing om allerlei dingen begrijpelijk te maken. Nee, ze bladeren eenvoudig terug naar Genesis 1 tot en met 3. Ze beginnen bij het begin van de dingen die God ons geopenbaard heeft. Daar moeten jij en ik ook beginnen als we vragen hebben over de uitverkiezing. Dat is ook de plaats waar de Heilige Geest naartoe leidt als Hij in je hart werkt: naar het begin van je Bijbel. Zonde Het eerste wat klinkt in artikel 1 is dit: ‘Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben, en des vloeks en eeuwigen doods zijn schuldig geworden...’ Alle mensen hebben in Adam gezondigd. Dat zijn alle mensen die geboren worden. Jij en ik delen in Adams zonde. Je hebt hetzelfde hart als de gevallen Adam en je kiest dezelfde weg als Adam. Daarom lig je onder de vloek van God en ben je schuldig aan de eeuwige dood. En, zeggen de Dordtse Leerregels, omdat alle mensen zondaren zijn, zou God niet onrechtvaardig, niet oneerlijk geweest zijn als Hij alle mensen in die verlorenheid had gelaten. Stel je voor: iemand heeft tienduizend euro van jou geleend. Hij moet dit geld vroeg of laat aan je terugbetalen. Dat weet hij. Maar hij maakt dit geld allemaal op aan dure feesten en

17 blijft uiteindelijk met een lege portemonnee en een negatief banksaldo zitten. Is het dan vreemd als je boos op hem bent? Ben je dan onrechtvaardig als je jouw geld terugverwacht, ook al weet je dat hij niets heeft? Ben je verplicht om hem van zijn schuld te verlossen, door hem nóg meer geld te geven? Je zult zeggen: hij heeft zichzelf in de nesten gewerkt, het is zijn eigen schuld. Voordat de Dordtse Leerregels dus beginnen over Gods besluiten, de verkiezing en de verwerping, zeggen ze eerst: ‘Kijk eens naar het begin van de Bijbel. Alle mensen hebben gezondigd, alle mensen hebben zichzelf van Gods gaven beroofd. Dan is God toch niet onrechtvaardig als Hij mensen onder de zonde laat en verloren laat gaan?’ Het valt op dat artikel 1 vooral spreekt over de erfzonde. Soms hebben mensen last van hun geweten en moeten bijvoorbeeld belijden dat ze gestolen hebben, of gelogen, of porno gekeken. Wat kan het een opluchting zijn als het hoge woord eruit is. Dat voelt toch al iets anders. Het lijkt beter te gaan dan eerder. Misschien zit jij ook wel op dat spoor. Je denkt: als ik die zonde nu eens uit mijn leven kan krijgen, dán zou het mogelijk zijn om behouden te worden. Of misschien is er wel veel veranderd in je leven, dat je zegt: Toen leefde ik zomaar raak. Ten opzichte van een paar jaar geleden is er veel ten goede veranderd in mijn leven. Zodat je denkt: dan ben ik er nu toch wel een stukje dichterbij... Maar dan gaat paragraaf 1 wijzen op je natuur, op je aard. Heb je die al leren kennen? Een adamsbestaan. Want al doe je de zonde misschien niet meer, denk je er nog weleens aan? Verlang je er nog weleens naar? Wees eens eerlijk. En ook al heeft de Heere je bewaard voor bepaalde zondige daden, heb je nooit boze neigingen in je hart? Als je je tot het uiterste

18 inspant, kun je misschien nog uiterlijk voorbeeldig leven of bepaalde zondige daden niet meer doen. Maar je karakter veranderen, de neigingen van je hart zo maken dat ze niet meer naar de zonde hunkeren, maar naar de Heere... dat gaat niet! Daarom gaat paragraaf 1 direct naar de kern: we worden geen zondaren omdat we zondigen, maar we zondigen omdat we al zondaren zijn. We zijn onverbeterlijke zondaren, die niet anders willen en kunnen dan zondigen. Een pasgeboren baby ligt rustig en onschuldig in de wieg, maar als het groter wordt, komt eruit wat erin zit. Bij de een zus en bij de ander zo, maar op het naambordje van onze voordeur staat bij ieder van ons geschreven: zondaar. En dat heeft gevolgen... ‘en des vloeks en eeuwigen doods zijn schuldig geworden’. Vanaf het prille begin van ons leven rust Gods vloek over de zonde op jou en mij. Je bent van nature op weg naar de eeuwige dood, om eeuwig de rechtvaardige straf op de zonde te dragen in de hel. Dat zou gebeuren als God je onder de vloek en in je zonden zou laten en je zou verdoemen, veroordelen. Dat zou Zijn goed recht zijn. Dat moet je beseffen. Ook als we gaan nadenken over God en Zijn verkiezend welbehagen. Wij zijn zondige mensen met een hart dat altijd verkeerd denkt over de Heere en wat Hij doet. Wij hebben een hart dat Hem ten diepste haat en ontlopen wil. ‘De hele wereld is voor God verdoemelijk’, zegt paragraaf 1. En zolang je paragraaf 1 niet met je hart hebt geleerd, zul je je mateloos ergeren aan de verkiezing. Dan zal de verkiezing voor je een blok zijn waar je je aan stoot. Maar als je deze bijbelse taal met je hart leert beamen, zeg je: ‘Heere, het zal Uw ontferming moeten zijn, het zal van Uw kant moeten komen, wil het anders worden in mijn leven. U zult moeten ingrijpen, want mijn gedachten zijn elke dag

19 alleen maar boos. Ik kan heel wat beloven en mezelf heel wat voornemen, maar de zonde gaat maar door.’ Genade Is dat jouw leven? Moet je met verdriet in je hart zeggen: ‘Ja, Heere. In paragraaf 1 gaat het over mij’? Lees dan paragraaf 2. Daar gaat het over de Heere. ‘Maar hierin is de liefde Gods geopenbaard, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.’ In Zijn onpeilbaar diepe genade heeft de Heere ‘maar’ gezegd in deze gevallen wereld. Hij heeft Adam en Eva teruggeroepen toen ze bij Hem vandaan vluchtten. Hij heeft beloofd om Zijn Zoon naar de aarde te sturen om zondaren zalig te maken. Wat je leest in paragraaf 2 is een samenvoeging van 1 Johannes 4:9 en Johannes 3:16. God heeft niet alleen Zijn toorn, maar ook Zijn liefde geopenbaard. Hij is in deze wereld gaan spreken van genade voor gevallen mensen, van herstel voor verloren zondaren. ‘Maar hierin is de liefde Gods geopenbaard, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld...’ Die God Die wij beledigd en verlaten hebben, Die wij ergeren en kwetsen, heeft het Liefste wat Hij had, Zijn Zoon, in deze stinkende, zwarte, vuile wereld gezonden. Kun je nog langer harde gedachten over de Heere hebben? Een God Die Zijn Zoon zendt, is toch niet wreed, Die doet het toch niet verkeerd? Die God Die in Zichzelf bewogen is, is toch alleen maar goed? En Hij heeft Zijn Zoon in deze wereld gezonden, ‘opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe’ (Joh. 3:16). Zie je dat het hier nog niet gaat over de verkiezing? Dat komt straks, in paragraaf 6. Hier gaat het over wat God heeft

20 geopenbaard: Zijn liefde. En Zijn genadige belofte, dat allen die in de Zoon van God geloven het eeuwige leven hebben. Daar staan verder geen ‘mitsen’ en ‘maren’ achter. Zo van: maar dat geldt alleen voor de uitverkorenen. Nee, wie dan ook van de gevallen adamskinderen gelooft in de Heere Jezus Christus zal niet verderven, niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben. Begin in je denken dus niet bij de verkiezing, maar volg het spoor van de Dordtse Leerregels. Wij hebben gezondigd. Wij zijn gevallen en liggen verloren. Wij hebben niets meer verdiend. Maar God heeft Zijn Zoon in deze wereld geopenbaard. Er klinkt een ‘maar’ in de Dordtse Leerregels. Heeft er ook een ‘maar’ in jouw leven geklonken? Midden in de nood van je zondaarsbestaan, toen je niet meer wist hoe het moest? Toen je niets had, toen je de Heere niets kon geven. Toen alles tegen je getuigde en de Heere ging zeggen: ‘Maar...’? Maar... Dat is de genade van de Heere. Hij gaat ‘maar’ zeggen in een mensenleven. Daaruit spreekt onverdiende goedheid, onverdiende genade. Allen die de Heere vrezen, kunnen nooit begrijpen waarom Hij dat deed. En het wonder wordt alleen maar groter dat Hij ‘maar’ zegt en ook steeds weer opnieuw. Verkondigers Laten we verder lezen in paragraaf 3: ‘En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en wanneer Hij wil; door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, den Gekruisigde. Want hoe zullen zij in Hem geloven van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden?’ De genadegave van Zijn Zoon heeft God de Vader niet alleen

21 gegeven in de geschiedenis van deze wereld, tweeduizend jaar geleden. Tot op de dag van vandaag zendt Hij verkondigers van deze boodschap. In Zijn goedheid zendt God mensen uit die maar één opdracht hebben: Verkondig in deze gevallen wereld dat er bij God genade is, om Jezus’ wil, voor de grootste der zondaren. Wat een blijde boodschap! Allemaal zijn we op reis naar de ontmoeting met die grote God en Rechter. En onderweg zegt de Heere dat een iegelijk die in de Zoon van God gelooft het eeuwige leven heeft. Hij zendt boodschappers tot wie Hij wil en wanneer Hij wil. Waarom heeft de ene gemeente een dominee, en een andere niet? Waarom zijn er in Nederland nog zoveel kerken en zijn het er in andere Europese landen zoveel minder? Waarom is in ons land al eeuwen het Woord en zijn er landen in Afrika waar dat niet of nog maar net het geval is? Wat een verschil maakt de Heere! En ook... wat heb jij veel gekregen! Iedere zondag én doordeweeks mag je de blijde boodschap horen: Ik heb geen lust in jouw dood. ‘Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve’ (Ezech. 33:11m). Dat zegt de Heere Zelf! Waarom komt er een dominee naar een gemeente? Dit is het antwoord: ‘En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht...’ Dat is het doel waarmee de Heere Zijn dienaren zendt. Opdat jij tot bekering zou komen en het geloof in de Heere Jezus Christus, daarom zendt de Heere een boodschapper. Het is ‘een zeer blijde boodschap’ die moet verkondigd worden, ‘door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, de Gekruisigde’. Nee, het is niet de bedoeling dat die boodschappers tegen de gemeente zeggen: ‘Het is al goed met u.’ Dan zou het lijken alsof er in de gemeente alleen maar kinderen van God zitten en wij allen al

22 op weg zijn naar de hemel. Een trouw dienaar van het Woord roept als het goed is op tot bekering. Bekering en geloof De Dordtse Leerregels gaan ervan uit dat wij van nature met ons gezicht van de Heere af staan. Ja, ook gedoopte mensen, ook kerkmensen zijn verknocht aan de zonde. Wee de predikant die zijn hoorders niet roept tot bekering! Wee de gemeente, waar de noodzaak van bekering gaat ontbreken in de prediking! Je moet bekeerd worden en je moet je bekeren. Ook jou wordt toegeroepen: Verlaat de zonde en zoek de Heere. Breek met alle verkeerde dingen. Je zult merken dat het onmogelijk is om je te bekeren. De zonde zit heel diep in jou en je zit eraan vast. Roep daarom tot God om verlossing. Zoek de Heere terwijl Hij te vinden is. Verneder je voor Hem, buig voor Hem neer. Bekering is nodig! Je kunt veel mooie dingen over de Heere Jezus, over Zijn genade en over Zijn gewilligheid zeggen, maar als dat niet samengaat met een breken met de zonde en de wereld, bedrieg je jezelf. Je kunt niet met de wereld mee feesten en de wereldse dingen doen en toch denken behouden te zijn. Bekering is altijd breken, terugkeren en de Heere dienen. ‘Tot bekering en het geloof in Christus, de Gekruisigde.’ Geen ernstige mensen, geen gevoelige mensen, geen goedbedoelende mensen, maar alleen degenen die met een verloren leven tot Christus komen, om door Hem behouden te worden, worden zalig gesproken. Mensen die geen gerechtigheid hebben in zichzelf, maar alleen ongerechtigheid en daarom de borgverdienste van Christus zo nodig hebben. Die wordt verkondigd dat al degenen die in Christus, de Gekruisigde, mogen geloven het eeuwige leven hebben. Wat moet een dominee daarom doen? Hij moet roepen tot

23 bekering en tot geloof. Die twee dingen. Als ik dat niet preek, ben ik een ontrouwe dienaar. Als je dat niet hoort, zit je in een verkeerde gemeente. Bekering en geloof, dáár moet het om gaan. Er zijn nogal wat boeken, podcasts, video’s en ook wel gesprekken over de Dordtse Leerregels waar het omgekeerd wordt. Dan wordt er gezegd: ‘Het gaat om geloof en bekering.’ Maar hier valt op dat de Dordtse Leerregels eerst bekering en dan geloof noemen. Eerst berouw, dan de genade. Niet als een voorwaarde, niet als een betaalmiddel, maar wel als de weg waarin God werkt, de manier waarop Hij plaatsmaakt voor de Heere Jezus Christus. En zo wordt jou verkondigd dat er in Christus behoud is. En daarom: verlaat de zonde. Zoek de Heere en leef! Gespreksvragen 1. Welke gedachten of woorden komen bij jou boven als je het woord ‘verkiezing’ hoort? Wat zijn de overeenkomsten en verschillen met de paragrafen die in dit hoofdstuk behandeld werden? 2. Ook de zondeval was door God besloten. Waarom is God dan rechtvaardig als Hij alle mensen vanwege Adams zonde veroordeelt? 3. Is het voor iedereen mogelijk om zalig te worden? Geef het antwoord dat als eerste in je opkomt en vergelijk het dan met paragraaf 2. 4. Welke lessen trek jij uit paragraaf 3 over het denken en praten over dominees? 5. In de prediking roepen Gods knechten op tot bekering en geloof in Christus. Op welke manier kwamen deze twee kernzaken afgelopen zondag aan de orde in de preken?

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==