Een geopende deur

18 inspant, kun je misschien nog uiterlijk voorbeeldig leven of bepaalde zondige daden niet meer doen. Maar je karakter veranderen, de neigingen van je hart zo maken dat ze niet meer naar de zonde hunkeren, maar naar de Heere... dat gaat niet! Daarom gaat paragraaf 1 direct naar de kern: we worden geen zondaren omdat we zondigen, maar we zondigen omdat we al zondaren zijn. We zijn onverbeterlijke zondaren, die niet anders willen en kunnen dan zondigen. Een pasgeboren baby ligt rustig en onschuldig in de wieg, maar als het groter wordt, komt eruit wat erin zit. Bij de een zus en bij de ander zo, maar op het naambordje van onze voordeur staat bij ieder van ons geschreven: zondaar. En dat heeft gevolgen... ‘en des vloeks en eeuwigen doods zijn schuldig geworden’. Vanaf het prille begin van ons leven rust Gods vloek over de zonde op jou en mij. Je bent van nature op weg naar de eeuwige dood, om eeuwig de rechtvaardige straf op de zonde te dragen in de hel. Dat zou gebeuren als God je onder de vloek en in je zonden zou laten en je zou verdoemen, veroordelen. Dat zou Zijn goed recht zijn. Dat moet je beseffen. Ook als we gaan nadenken over God en Zijn verkiezend welbehagen. Wij zijn zondige mensen met een hart dat altijd verkeerd denkt over de Heere en wat Hij doet. Wij hebben een hart dat Hem ten diepste haat en ontlopen wil. ‘De hele wereld is voor God verdoemelijk’, zegt paragraaf 1. En zolang je paragraaf 1 niet met je hart hebt geleerd, zul je je mateloos ergeren aan de verkiezing. Dan zal de verkiezing voor je een blok zijn waar je je aan stoot. Maar als je deze bijbelse taal met je hart leert beamen, zeg je: ‘Heere, het zal Uw ontferming moeten zijn, het zal van Uw kant moeten komen, wil het anders worden in mijn leven. U zult moeten ingrijpen, want mijn gedachten zijn elke dag

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==