10 Verbondsnaam In de tijd van de aartsvaders waren Gods Namen vaak afgestemd op situaties en plaatsen waar Hij Zich openbaarde. Tegenover de koning van Sodom wordt Hij genoemd ‘de allerhoogste God’ (Gen. 14:22). Als de Heere Hagar opzoekt in de woestijn, klinkt het: ‘Gij God des aanziens’ (Gen. 16:13). Als God met Abram een verbond sluit, zegt Hij: ‘Ik ben God de Almachtige!’ de El Shaddai (Gen. 17:1). Nog een Naam waarmee God Zich bekendmaakt, is ‘de eeuwige God’ (Gen. 21:33). Op de berg Moria, als een ram in plaats van Izak wordt geslacht, is Hij de ‘God Die zal voorzien’ (Gen. 22:14). De Heere is ‘Israëls God’ (Gen. 33:20), ‘de God van Bethel’ (Gen. 35:7). Het zijn allemaal Namen waarmee God Zich bekendmaakte, Namen waarmee Hij aangeroepen wilde worden. In de Bijbel zien we een voortgaande openbaring als al die Namen uit Genesis uitmonden in de bekendmaking van de grote Verbondsnaam Heere, Jahweh. Dat was toen de Heere Mozes bij het brandende braambos riep als de Ik zal zijn Die Ik zijn zal. Zoals Ik was, zo ben Ik, en zo zal Ik zijn. Ik ben de onveranderlijke, de trouwe, betrouwbare, beloftevervullende, eeuwige God. Met het oog op het verbondsaspect mag je het ook vertalen met: Ik, Die erbij ben. God kwam bij Israël, daalde werkelijk uit de hemel neer om het te verlossen: ‘Ik heb merkelijk gezien de mishandeling van Mijn volk dat in Egypte is, en Ik heb hun zuchten gehoord, en ben nedergekomen om hen daaruit te verlossen’ (Hand. 7:34). In het Nieuwe Testament wordt de Verbondsnaam Heere
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==