15 – 2 – Omgang met God door Christus In het vorige hoofdstuk dachten we na over de omgang met God. Dat brengt ons bij de bijbelse oorsprong van het gebed. We hebben gezien hoe dit functioneerde in het Oude Testament: in de tijd van de aartsvaders, de tijd van Mozes en de tijd van de instelling van de eredienst. Nu kijken we naar de omgang met God in relatie tot de komst van Christus. De weg geopend Bij de komst van Christus is de spanning tussen de persoonlijke omgang en de geïnstitutionaliseerde omgang met God opgeheven. Dat gebeurde toen Hij het grote offer bracht en het voorhangsel voorgoed scheurde. Toen is er een weg geopend waarop niet alleen de priesters, maar ieder die maar wil, tot God mag naderen. En niet alleen op de voorgeschreven tijden, maar altijd en overal, zoals de Heere Jezus had gezegd tegen die vrouw bij de Jakobsbron. Zij vroeg Hem waar God aanbeden en gediend wilde worden, op de berg Gerizim of te Jeruzalem? Zijn antwoord luidde: ‘De ure komt wanneer
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==