EEN VRIEND IN ISRAËL
Een vriend in Israël H. KOOPMAN DEN HERTOG – HOUTEN Leven, familie en vrienden van Johannes Butijn van Krabbendijke
Foto omslag: weervisserij in de Oosterschelde (1926). © 2025 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3377 0 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Wat de afbeeldingen betreft is zoveel mogelijk geprobeerd om de (eventuele) rechthebbenden te achterhalen. De personen of instanties die in dit verband niet konden worden benaderd, kunnen contact met de uitgever opnemen.
5 Inhoud Woord vooraf 7 1. Het ontstaan van de Gereformeerde Gemeente te Krabbendijke 11 2. De familie Butijn 22 3. Het leven van Johannes Butijn 30 4. De vriendenkring van Butijn 68 Arjaantje Tanis-Tanis (1895-1990) 68 Grietje Verhage-Knape (1903-1982) 78 Jannetje van Ee (1888-1978) 111 Jaantje Maat uit Nieuwdorp (1906-1983) 115 Johanna Cornelia Heemskerk-Van Rijn (1888-1998) 124 Dien van Opijnen (1895-1969) 128 Maria Mathea Schot (1905-1995) 147 Gerritje van de Nieuwendijk (1899-1988) 148 Elisabeth van Noordennen-Hoevenaren (1919-1989) 150 Sammelina (Lina) van de Kolk (1904-1999) 173 Elisabeth Oudesluys (1920-2002) 176 Cor Riske (1915-1992) 176 Adriana Arendje Vermerris-Geuze (1902-1995) 181
6 5. Persoonlijke herinneringen 187 6. Het sterven van Butijn 266 7. De begrafenis van Butijn 269 8. Brief van Lena Janssen-Butijn 279 9. Naschrift 281 Register van namen en zaken 284
7 Woord vooraf We lezen in Spreuken 10:7: ‘De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn.’ Dit geldt ook voor onze oude vriend, Johannes Butijn. Van 1986 tot 2004 heb ik het voorrecht gehad om vriendschappelijk met hem om te gaan. Met nauwe geestelijke banden waren we aan elkaar verbonden. De vriendschap duurde totdat de dood ons scheidde. Als een geestelijke vader heeft hij velen geestelijk leiding gegeven, ook mij. Zijn vaderlijke vermaningen kwamen tot uitdrukking in zijn vele brieven. Paulus schrijft in 1 Korinthe 4:15: Want al hadt gij tienduizend leermeesters in Christus, zo hebt gij toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld. Zo was Butijn voor velen een vader in de genade. Velen heeft hij gesticht door zijn hartelijke woorden en brieven. Met weemoed denken we terug aan de vele gesprekken die we gevoerd hebben. We mogen het wel met een Elisa – hoewel we onszelf niet met hem kunnen vergelijken – uitroepen bij het opvaren van Elia naar de hemel: ‘Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren.’ Elisa noemde hem zijn vader, enerzijds vanwege zijn ouderdom en anderzijds omdat hij zijn leermeester, zijn vader in de genade was. Hij noemde hem twee keer vader, vanwege de liefdesband die er lag, vanwege de nuttigheid van elkaars omgang, omdat hij hem niet kon missen en omdat hij hem zo lief was. Elisa noemde hem ‘wagen Israëls en zijn ruiteren’ omdat daar de voornaamste kracht en sterkte ligt ten tijde van oorlog, tot bevei-
8 liging van een land en volk. Gods Kerk en voorgangers worden in Gods Woord vergeleken bij wagens en ruiteren, vanwege de kracht en het vermogen dat ze van de Heere hebben ontvangen om te strijden tegen de geestelijke vijanden en om die te overwinnen. Gods kinderen zijn de kurken waar ons land op drijft. Ze zijn in het kerkelijke leven als de strijdwagens, om de zuivere leer, vervat in Gods Woord en in de oudvaders, te handhaven tot behoud van de zielen van de gemeente. Als een ruiter was Elia voorzien van de wapenrusting uit Éfeze 6, voorzien van het schild des geloofs, de helm der zaligheid en het zwaard des Geestes, hetwelk is God Woord, de gordel der waarheid en het borstwapen der gerechtigheid. Hij moest met die wapenrusting pal staan tegen al de Baälpriesters die hem omringden. Elia was een man van gelijke beweging als wij, maar toch kon hij wagen Israëls en zijn ruiteren genoemd worden. Zie Elia staan voor Achab en Izébel, zie hem staan op de Karmel. Zo was onze vriend Johannes Butijn een vader, een wagen Israëls, voor degenen die hem omringden. Butijn hield er een uitgebreide correspondentie op na. Een aantal van deze brieven hebben we in dit boek opgenomen. Uit die brieven leren we hem kennen. Vanuit de briefwisseling hebben we een beeld gevormd van hoe zijn leven was. Met de input uit gesprekken met familie en vrienden hebben we een poging gedaan om dit beeld compleet te maken. Butijn heeft nooit veel prijsgegeven over zijn familie. Dit gold ook over zijn functioneren als ambtsdrager in de gemeente van Krabbendijke. Een gemakkelijk leven heeft hij niet gehad. Dit geldt niet alleen voor zijn persoonlijk leven, maar ook voor zijn gezinsleven. Naar het lichaam was hij niet sterk. Hij had zwakke longen en had veel last van astma. Soms kon hij weken niet op bed liggen vanwege hevige benauwdheid. Kerkelijk heeft hij een zware weg moeten gaan. Hij werd door velen niet begrepen en moest uitgestoten en verschopt zijn weg gaan.
9 In dit boek doen we een poging om een beschrijving van zijn leven te maken. We beschrijven het ontstaan van de Gereformeerde Gemeente te Krabbendijke en stippen kort aan welke predikanten deze gemeente gediend hebben. Vervolgens geven we een beschrijving van het leven van Butijn. Hierbij bezien we zijn afkomst en komen we erachter wie zijn ouders, broers en zussen waren. Daarnaast bespreken we zijn kerkelijke standpunt, evenals zijn visie op de breuk van Nederlands kerk. Daarna bespreken we een aantal correspondentievrienden en -vriendinnen. Van de brieven die overgeleverd zijn en aan ons bekend zijn, hebben we een selectie opgenomen. Butijn was een eenvoudige visserman, die de gave had om geestelijk leiding te geven, niet alleen door het gesproken, maar ook door het geschreven woord. Butijn had een grote vriendenkring door het hele land heen, waar hij mee correspondeerde. Onder de vrienden en vriendinnen die tot deze kring behoorden, waren geoefende mensen in de genade. Uit hun brieven en hetgeen van hen overgeleverd is, blijkt dat Butijn een graag geziene vriend was op de gezelschappen. Zijn bezoek en zijn brieven werden door Gods volk erg op prijs gesteld. Vervolgens zal ik in het kort beschrijven hoe onze kennismaking verliep en verder zullen we thematisch een aantal onderwerpen uit zijn brieven die hij aan ons geschreven heeft, opnemen. In september 1997 is Butijn gestopt met schrijven. Het ging niet meer en zijn handschrift werd steeds moeilijker leesbaar. De wekelijkse telefoongesprekken vervingen de briefwisseling, wat een grote verarming was. Regelmatig bezochten we hem in zijn huisje aan de Roelshoekweg 4 te Krabbendijke en later in het verzorgingstehuis Nieulande te Krabbendijke. De laatste keer ontmoetten we hem in het ziekenhuis te Goes. Tevens schrijven we iets over het sterven van Butijn. We beschrij-
10 ven ons laatste bezoek in het ziekenhuis en wat zijn zus Lena over zijn laatste dagen gezegd heeft. Aansluitend beschrijven we de begrafenis van Butijn, gevolgd door de laatste brief van zijn zus Lena, die gericht is aan ondergetekende. Het schrijven van dit boek is een eerbetoon aan onze vriend. We laten Butijn zelf zoveel mogelijk aan het woord. Aangezien we nauw met elkaar omgingen, heb ik zoveel mogelijk de persoonlijke verhouding tussen ons beiden laten rusten vanwege de objectiviteit. Butijn was een vriend die te allen tijde liefhad. Hij was voor mij een vaderlijke vriend, die niets moest hebben van gemoedelijkheid. Hij zocht geen mensengunst en bracht zich niet in het gevlei bij predikanten. Ik hoop en wens dat we jaloers mogen zijn of worden op het leven van het oude volk, zoals dit ook in de vele brieven naar voren komt. Sint-Maartensdijk, 26 mei 2025 dr. ing. H. Koopman Johannes Butijn in 2003.
11 HOOFDSTUK 1 Het ontstaan van de Gereformeerde Gemeente te Krabbendijke Krabbendijke (Krab’ndieke) is een voormalige gemeente en dorp in de gemeente Reimerswaal op Zuid-Beveland en ligt tussen Bergen op Zoom en Yerseke. De zelfstandige gemeente Krabbendijke werd op 1 januari 1970 opgeheven en maakt nu deel uit van de gemeente Reimerswaal. Het dorp heeft tegenwoordig rond de 4.500 inwoners. De Reformatie zette in Krabbendijke laat door. Na de eerste protestantse classisvergadering in Goes in 1579 werd pas 80 jaar later een eigen predikant in Krabbendijke beroepen. In juni 1662 werd de eerste steen gelegd voor een eigen kerkgebouw. Aan het begin van de negentiende eeuw telde het dorp ongeveer 1900 inwoners. In die tijd kreeg het kerkvolk van Krabbendijke steeds meer moeite met de prediking in de Nederlands Hervormde Kerk. Men begon samen te komen op leesgezelschappen, wat uiteindelijk resulteerde in een soort gemeente. Op 24 juli 1836 kwamen mensen bijeen in de werkplaats van wagenmaker Pieter Kasse. Later kwam men samen in een landbouwschuur van Jacobus Weststrate in de buurtschap Gawege. Op 9 oktober 1836 bevestigde ds. H.J. Budding (1810-1870) uit Biggekerke daar de eerste
12 ambtsdragers.1 In eerste instantie telde deze kerkgemeenschap zo’n honderd mensen, die afwisselend bij Janna Weststrate in Gawege en bij ouderling Jakobus Blok in de Valckenissepolder bijeenkwamen, waar een preek van de oudvaders werd gelezen. De gemeente bestond in hoofdzaak uit arbeiders, kleine boeren en de gegoede families Blok, Weststrate en Butijn. Als gevolg van het optreden van ds. Budding kreeg de nieuwe gemeente door de overheid een boete opgelegd van vijftig gulden, terwijl de kerkenraadsleden Adriaan Blok, Johannes Butijn,2 Jan Versprille en Dingenis Stroosnijder vijfentwintig gulden moesten betalen. Dominee Budding werd veroordeeld tot een geldboete van honderd gulden. Enige tijd later trad ds. Budding opnieuw op, nu te Gawege. Burgemeester J. Kakebeek van Krabbendijk besloot daarop een regiment van honderd soldaten naar Gawege te sturen om de orde te herstellen. Zijn plannen vielen echter in duigen. Per ijlbode ontving hij een brief van zijn broer Gerrit uit Goes, die hem zeer dringend verzocht om toch niet op te treden tegen degenen die in Gawege bijeen waren. Het gevolg was dat de burgemeester afzag van zijn plannen. Ds. Budding zag hierin duidelijk de leiding van de Heere en verzocht de samengekomen schare te zingen uit Psalm 78:21 naar de berijming van Datheen: Dit volk, om God te tergen zeer genegen, Heeft Hem verzocht altijd en allerwegen; Ja heeft willen meesteren t’ allen tijden Den Heiligen Israëls zonder mijden; 1 Veel informatie over de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeente te Krabbendijke is te vinden in: M.J. Goud en J.P. Sinke, Vergeet Zijn grote daden niet (Krabbendijke 1983). 2 Dit is de overgrootvader van Johannes Butijn.
13 Niet denkend’ aan Zijn hand, daardoor dat zij, Van haar vijanden gemaakt waren vrij. Vanaf 1836 werden er elke week diensten belegd en breidde de kerk zich gestaag uit. Er kwamen met name veel mensen over uit de plaatselijke Nederlands Hervormde Kerk. In maart 1837 telde de gemeente 97 leden. In 1839 kwam het tussen de gemeente van Krabbendijke en de overige afgescheiden gemeenten tot een breuk. Proces-verbaal naar aanleiding van de bijeenkomst van ds. H.J. Budding.
14 In dit conflict ging het met name over het zingen van de oude (psalmberijming van P. Datheen) en nieuwe psalmen (berijming 1773). De gemeente van Krabbendijke stelde zich onverkort achter ds. Budding, die de oude psalmen voorstond. Het gevolg was dat men zich losmaakte van de Provinciale Vergadering en dat men afwezig was op de classicale vergaderingen van de afgescheiden kerk. De gemeente Krabbendijke werd vermaand door de classis. Echter, men weigerde te buigen. Het gevolg was een definitieve breuk. Uiteindelijk raakte ds. Budding uit beeld en trad ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863) uit Benthuizen op als predikant van Krabbendijke. Men was te Krabbendijke ter ore gekomen dat hij een Schriftuurlijk-bevindelijke prediking bracht. Ds. Ledeboer nam rond 1843 het werk van Budding over en preekte bij Adriaan Blok in de Dorpsstraat, bij de familie Weststrate in Gawege en ten huize van Verschuure in Oostdijk. Hij bevestigde Pieter van Dijke (1812-1883) als predikant voor de gecombineerde Zeeuwse gemeenten, waaronder Krabbendijke viel. Oefenaar Daniël Bakker (1821-1885) uit ’s Gravenpolder preekte er eveneens. Ook gingen ds. D. Janse (1828-1902), ds. L. van der Velde en de oefenaars P. van ’t Hart en D. Barth voor in deze gemeente. De gemeente groeide, zodat men uitzag naar een vaste plaats waar men op Gods dag kon samenkomen. Met behulp van financiële middelen van verschillende families besloot men een kerk te bouwen. In 1851 verrees er aan de Dorpsstraat een eenvoudig schuurkerkje, ‘lang en smal, met vanbinnen een kleine zeskantige preekstoel’. Ds. Ledeboer had het gebouwtje in 1851 in gebruik genomen met een preek over Job 8:7, Uw beginsel zal wel gering zijn, maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. Na ds. Ledeboer preekte ds. P. van Dijke meerdere keren op Krabbendijke. Hij bediende daar de sacramenten van de Heilige
15 Doop en het Heilig Avondmaal. Tussen ds. Van Dijke en oefenaar D. Bakker ontstond een geschil over het leerstuk van de rechtvaardigmaking. Dit leidde tot verwijdering. De gemeente van Krabbendijke bleef achter ds. Van Dijke staan. L. Boone te Krabbendijke (1890-1899) In 1890 kreeg de gemeente voor het eerst een eigen voorganger in de persoon van oefenaar L. Boone. Op 9 september deed hij zijn intrede. In verband met de grote toeloop moest het kerkgebouw meerdere malen worden uitgebreid. Ds. L. Boone (18601935) met zijn vrouw in 1915.
16 De vrouw van Boone, Pietje, regelde thuis de zaken, aangezien Boone zelf veel onderweg was om te preken. Pieter Kruysse, schilder en stokvishandelaar van beroep, was in 1884 diaken geworden, en Jan Blok, een welgestelde Rillandse boer, in 1894. In 1888 werd Bartel Meeuwse, een boerenknecht, ouderling. Kort na de komst van oefenaar Boone trad er in 1890 een strenge winter in. Boone schreef daar zelf het volgende over: In datzelfde jaar heeft het zo hard gevroren, dat de rivieren op vele plaatsen dicht waren, zodat de mensen over het ijs konden lopen, o.a. het Thoolse Veer en het Zijpe. Daar liepen ze over van Bruinisse naar Anna Jacoba polder in SintPhilipsland. Er zijn toen zelfs mensen doodgevroren en ook al het gezaaide, als tarwe, gerst en koolzaad en in de visserij duizenden oesters, waardoor vele mensen door dit verlies arm zijn geworden. Toen sprak ik eens uit Hosea 2 vers 5 en 6. Ik mocht het aanzeggen, dat die oordelen kwamen om de goddeloosheid der mensen en de verharding des harten, want die is toch groot.3 Eind 1891 gaf Boone twee preken uit bij uitgever Jac. Fraanje te Biezelinge. De eerste preek had als thema: Branden, maar niet verteren. De tekst was Exodus 3 vers 2-5: En de Engel des Heeren verscheen hem in een vlam des vuurs uit het midden van een braambos; en hij zag en zie, het braambos brandde in het vuur en het braambos werd niet verteerd, enz. De tweede ging over De zalige verwachting van een zuchtend volk, met als tekst Romeinen 8 vers 19-23: Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der 3 L. Boone, Roeping tot de bediening des Woords.
17 kinderen Gods, enz.4 Het boek kostte een kwartje. Het waren geen vette jaren voor Boone. Het gebeurde dat wij ’s zaterdags zelf niet naar de winkel konden gaan, omdat wij geen geld hadden. En zie, daar komt diezelfde dag een man bij me, die mij 75 gulden gaf. O mens! Dat wegsmelten voor de Heere, want God weet alles. ’s Maandags kwam er een brief, waarin zij meldden dat er in een busje te Benthuizen in de kerk vijf gulden voor mij zat, dat zij mij per post stuurden. O wonderdoende God! De Heere had mij al vroeg beloofd: gij zult grotere dingen zien dan deze.5 Eens preekte hij uit Lukas 15:17: Hoevele huurlingen mijns vaders hebben overvloed van brood, en ik verga van honger! Een jongetje vroeg bezorgd: ‘Moeder, betalen ze Boone niet genoeg…?’6 Krabbendijke leefde hoofdzakelijk van de landbouw en de visserij. In 1893 waren de aardappelen ontzettend goedkoop. In 1894 was het zo droog, dat de landbouwarbeiders naar huis werden gestuurd vanwege gebrek aan werk. De werkeloosheid nam toe. Vanaf 18 maart tot in juni regende het niet. Maar ondanks dat alles, namen de zonde en goddeloosheid toe. Op de dankdag in 1894 had Boone drie keer gepreekt. Hij schreef: ‘Ja, die nacht was mijn ziel wonderlijk gesteld, want o, daar kreeg ik licht en gezicht in de breuk van land en volk, wat ons te wachten stond en dat ons land rijp werd voor de oordelen Gods.’7 In 1896 kwam er een tweede boekje uit met als thema’s ‘een heilig worstelaar met zijn God’, ‘verdrietig worden op den weg der 4 J.M. Vermeulen, Herder in de noodkerk (Meteren 2017), p. 75. 5 Boone, Roeping tot de bediening des Woords. 6 Goud e.a., Vergeet Zijn grote daden niet, p. 80. 7 Boone, Roeping tot de bediening des Woords.
18 woestijn’ en ‘het kennen van de gave Gods’.8 In de zomer van 1898 was het opnieuw droog en werd het land bezocht met een rupsenplaag. Boone schreef hierover: ‘Dat duurde zo tot in de nacht van twaalf op dertien juni, toen de Heere de wolken ontsloot en het liet onweren en regenen. Toen sprak ik uit Jeremia 14:7-9 en Ezechiël 22:24 en Jesaja 57:10 en 11, om boete te doen onder het oordeel dat God gegeven had als vrucht op onze zonden. Want de goddeloosheid was zo groot, dat men de zondag niet ontzag, maar op een hooggaande manier ontheiligde: herbergen vol, sporen en trammen vol, stoomschepen, komedies en balzalen vol, ja, alles wat Godonterend is, dat was vol, zodat land en volk eronder verteerden tot de schatkist toe.’9 Na enige voorafgaande strubbelingen werd op de vergadering van de Ledeboerianen te Moerkapelle Boone op 17 juni 1899 kandidaat gesteld. Enige tijd later, rond 25 oktober, kreeg hij een beroep naar Terneuzen en werd daar op 26 december 1899 bevestigd als predikant door ds. A. Janse (1858-1920). Predikanten na het vertrek van ds. L. Boone In 1907 jaar vond de vereniging tussen de Ledeboeriaanse gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis plaats, onder de leiding van de jonge dominee G.H. Kersten. Krabbendijke was hierbij vertegenwoordigd door de ouderlingen B. Meeuwsen (18511938) en B. Sonke. Van 1908 tot 1923 diende oefenaar M. Remeijn (1858-1937) de gemeente. In 1911 werd de oude kerk afgebroken en kwam er op dezelfde plaats een nieuwe kerk. In 1923 verliet oefenaar Remeijn de gemeente van Krabbendijke en ging naar Oosterland. Helaas 8 Vermeulen, Herder in de noodkerk, p. 82. 9 Boone, Roeping tot de bediening des Woords.
19 waren er moeilijkheden rondom zijn persoon ontstaan.10 Op 6 april 1924 werd ds. M. Hofman (1873-1945) bevestigd als predikant te Krabbendijke. De bevestiger was ds. G.H. Kersten van Yerseke. Deze sprak naar aanleiding van 1 Korinthe 3:11-15. In 1924 werd het aantal zitplaatsen van het kerkgebouw uitgebreid tot 937. Omdat er een gebrek aan zitplaatsen bleef bestaan, werd er in 1929 besloten tot nieuwbouw. De eerstesteenlegging van het huidige kerkgebouw vond plaats op 29 juni 1929, door ds. M. Hofman. Op 24 januari 1930 vond de ingebruikname plaats, waarbij ds. Hofman het Woord bediende uit Psalm 89:16: Welgelukzalig is het volk hetwelk het geklank kent; o HEERE, zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen. Het aantal zitplaatsen in de kerk bedroeg ongeveer 1400. Ds. Hofman stond in deze gemeente van 6 april 1924 tot 5 april 1936. In het jaar voor 10 Goud e.a., a.w., p. 110. Het voormalige kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente te Krabbendijke dateerde uit 1911.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==