16 De vrouw van Boone, Pietje, regelde thuis de zaken, aangezien Boone zelf veel onderweg was om te preken. Pieter Kruysse, schilder en stokvishandelaar van beroep, was in 1884 diaken geworden, en Jan Blok, een welgestelde Rillandse boer, in 1894. In 1888 werd Bartel Meeuwse, een boerenknecht, ouderling. Kort na de komst van oefenaar Boone trad er in 1890 een strenge winter in. Boone schreef daar zelf het volgende over: In datzelfde jaar heeft het zo hard gevroren, dat de rivieren op vele plaatsen dicht waren, zodat de mensen over het ijs konden lopen, o.a. het Thoolse Veer en het Zijpe. Daar liepen ze over van Bruinisse naar Anna Jacoba polder in SintPhilipsland. Er zijn toen zelfs mensen doodgevroren en ook al het gezaaide, als tarwe, gerst en koolzaad en in de visserij duizenden oesters, waardoor vele mensen door dit verlies arm zijn geworden. Toen sprak ik eens uit Hosea 2 vers 5 en 6. Ik mocht het aanzeggen, dat die oordelen kwamen om de goddeloosheid der mensen en de verharding des harten, want die is toch groot.3 Eind 1891 gaf Boone twee preken uit bij uitgever Jac. Fraanje te Biezelinge. De eerste preek had als thema: Branden, maar niet verteren. De tekst was Exodus 3 vers 2-5: En de Engel des Heeren verscheen hem in een vlam des vuurs uit het midden van een braambos; en hij zag en zie, het braambos brandde in het vuur en het braambos werd niet verteerd, enz. De tweede ging over De zalige verwachting van een zuchtend volk, met als tekst Romeinen 8 vers 19-23: Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der 3 L. Boone, Roeping tot de bediening des Woords.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==