Een vriend in Israël

7 Woord vooraf We lezen in Spreuken 10:7: ‘De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn.’ Dit geldt ook voor onze oude vriend, Johannes Butijn. Van 1986 tot 2004 heb ik het voorrecht gehad om vriendschappelijk met hem om te gaan. Met nauwe geestelijke banden waren we aan elkaar verbonden. De vriendschap duurde totdat de dood ons scheidde. Als een geestelijke vader heeft hij velen geestelijk leiding gegeven, ook mij. Zijn vaderlijke vermaningen kwamen tot uitdrukking in zijn vele brieven. Paulus schrijft in 1 Korinthe 4:15: Want al hadt gij tienduizend leermeesters in Christus, zo hebt gij toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld. Zo was Butijn voor velen een vader in de genade. Velen heeft hij gesticht door zijn hartelijke woorden en brieven. Met weemoed denken we terug aan de vele gesprekken die we gevoerd hebben. We mogen het wel met een Elisa – hoewel we onszelf niet met hem kunnen vergelijken – uitroepen bij het opvaren van Elia naar de hemel: ‘Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren.’ Elisa noemde hem zijn vader, enerzijds vanwege zijn ouderdom en anderzijds omdat hij zijn leermeester, zijn vader in de genade was. Hij noemde hem twee keer vader, vanwege de liefdesband die er lag, vanwege de nuttigheid van elkaars omgang, omdat hij hem niet kon missen en omdat hij hem zo lief was. Elisa noemde hem ‘wagen Israëls en zijn ruiteren’ omdat daar de voornaamste kracht en sterkte ligt ten tijde van oorlog, tot bevei-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==