Verlossing voor overtreders

11 – 1 – Achsa’s bede aan Kaleb En zij zeide tot hem: Geef mij een zegen, dewijl gij mij een dor land gegeven hebt, geef mij ook waterwellingen. Toen gaf Kaleb haar hoge wellingen en lage wellingen. Richteren 1:15 Ons tekstwoord bepaalt ons bij: Achsa’s bede aan Kaleb. 1. Een tegenvallend erfdeel; 2. Een reine begeerte; 3. Een ruime verhoring. We staan stil bij de geschiedenis van Achsa, de vrouw van de eerste richter, Othniël, maar eerst zullen we iets zeggen over het boek Richteren in het algemeen. Het boek Richteren beslaat ongeveer 320 jaar. We lezen in het boek Handelingen dat er sprake is van meer dan 400 jaren waarin de richters hebben gericht. Dat is niet tegenstrijdig, want in Handelingen worden de regeringstijden van de richters bij elkaar opgeteld. Dan komen we inderdaad uit op meer dan 400 jaar. Verschillende richters hebben echter gelijktijdig geleefd en gearbeid. Als we rekenen van het begin van de richterentijd tot het einde, het optreden van Samuël, komen we aan ruim drie eeuwen. Het boek Richteren beslaat dus de tijd tussen de dood van Jozua en het optreden van de jonge Samuël. In het eerste vers lezen we: ‘En het geschiedde na den dood van Jozua...’ Daar vangt het boek Richteren aan. Het boek Jozua tekent ons de triomftocht van het volk Gods. Gekomen uit de woestijn, was

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==