Verlossing voor overtreders

12 dat volk de Jordaan overgetrokken, gevolgd door een triomftocht door het land der beloften. Overwinning op overwinning werd behaald, alhoewel er bij Ai een nederlaag werd geleden, omdat er een ban in het leger was. Toch was het een gezegende tijd zolang Jozua leefde. Jozua was een type van die gezegende Heere Jezus Christus, die Doorbreker, Die aan de spits van Zijn volk staat. Maar nu is Jozua gestorven en de stammen wonen elk op de plaats die de Heere hun beschoren heeft. Het is echter nog niet klaar. De stammen die daar in het Beloofde Land wonen, hebben nu de dure roeping om zoveel duizenden Kanaänieten, Ferezieten, Jebusieten, enzovoort – al die onbesneden vijanden van God en van Zijn dienst – te verdrijven. We zouden het boek Richteren kunnen noemen: het boek van de heiligmaking van de Kerk. Het gaat in dit boek namelijk om de dure roeping van Gods Kerk om de achtergebleven koningen, hoezeer geducht, met hun heiren te doen wegvluchten, zodat ze vlieden voor Gods ogen. En helaas, dan kunnen we in het boek Richteren lezen dat het volk van God zo jammerlijk ontrouw is geweest in die roeping. Als Jozua is gestorven, vragen de stammen aan de Heere wie er nu het eerst moet optrekken. Door middel van de Urim en de Thummim, door middel van de hogepriester, laat de Heere dan weten dat Juda zal optrekken. ‘Zie, Ik heb dat land in zijn hand gegeven’, zegt de Heere. Het is immers een hoog bevel dat elke Kanaäniet, elke Fereziet en elke Jebusiet verjaagd en verbannen zal zijn uit het heilige land dat Hij Abraham beloofd heeft. Maar in plaats dat Juda alleen optrekt, leunend en rustend op het woord van God, vraagt hij aan Simeon of hij met hem mee wil gaan, want hij vertrouwt het niet. Hij voelt zich alleen sterk wanneer ze samen zijn. Zie, daar heb je al dat afbrokkelend geloof, dat kleiner wordend vertrouwen. Daar heb je al dat inzinken van het leven zoals het vroeger geweest was onder Jozua. En in het hele boek Richteren, 21 hoofdstukken lang, kunnen we zien en lezen dat het met Israël van kwaad tot erger gaat. Het volk wandelt de afgoden na die de

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==