Verlossing voor overtreders

13 Kanaänieten en de heidense volkeren in Israël vereren. Die heidense volkeren worden voor Israël als een kwaadaardig gezwel. Want de oude afgodendienst van die volkeren grijpt om zich heen en Israël neemt maar al te gemakkelijk die dienst van de heidenen over. Denk maar aan de vader van Gídeon, die een afgodsbeeld in zijn huis had dat Gídeon moest afbreken. En dan zendt de Heere de vijanden om het volk te kwellen en te tuchtigen: Midianieten, Ammonieten, Mesopotamiërs, teveel om op te noemen. Dan schreeuwt dat volk tot de Heere uit de nood, en dan geeft de Heere een richter. Vervolgens heeft het land een aantal jaren rust, waarna het weer van voren af aan begint. Dan vallen ze weer in de zonde, wandelen ze weer de afgoden na en geeft de Heere weer een vijand om hen te tuchtigen. En weer schreeuwen ze tot de Heere, en weer komt er een richter. Na een aantal jaren rust begint het dan steeds weer opnieuw. Als een monotoon, verschrikkelijk refrein loopt dat door het boek Richteren heen. Dat Richterenboek heeft iets merkwaardigs. Tegenover de voortdurende ontrouw van Israël staat, van het eerste tot het laatste vers, de blijvende trouw van Jehova aan Zijn volk. En gedurig opnieuw verlost de Heere dat volk uit de hand van de vijanden. Enkele dingen in dit Bijbelboek zijn zo treffend. Ik wil er vooruitlopend nu al één noemen: de meeste richters waren mensen die wij nooit zouden gebruiken in onze diensten. De Heere brengt Zijn volk verlossing door het zwakke en door het onedele der wereld. Zullen we het eens nagaan? Ehud was links. Dat is in onze tijd geen bezwaar meer, maar in die dagen wel. Om te kunnen vechten, moest je een zwaard in je rechtervuist kunnen houden. Maar Ehud was links, ongeschikt, afgekeurd voor de dienst. En de Heere gebruikte hém als richter. Barak had geen moed. Hij had een vrouw nodig om hem te helpen: Debóra. Gídeon moest zeggen: ‘Och, mijn heer, waarmede zal ik Israël verlossen? Zie, mijn duizend is het armste in Manasse, en ik ben de kleinste in mijns vaders huis.’ Jefta was een hoerenkind. Gezien zijn afkomst zouden wij hem helemaal niet hebben kunnen gebruiken. Simson was een man die zijn harts-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==